DI RUPO FORMATEUR: NUTTELOOS TIJDVERDRIJF
Sedert het begin van de crisis van het federalisme in juni 2007 kwamen en gingen er al een pak informateurs, verkenners, verduidelijkers bemiddelaars, verzoeners, premiers, preformateurs, formateurs en interim-premiers. Sedert 16 mei 2011 is Elio Di Rupo (PS) zo’n 340 dagen na de laatste verkiezingen (de vierde in vijf jaar tijd) zowaar tot formateur benoemd, klassiek een term die wordt voorbehouden aan een “kandidaat-premier”.
Slaagt de burgemeester van Bergen waar achtereenvolgens premier Verhofstadt, bemiddelaar Dehaene, informateur Reynders, informateur Leterme, verkenner Van Rompuy, nogmaals informateur Leterme, alweer (informateur) Verhofstadt, premier Verhofstadt, nogmaals (premier) Leterme, het driemanschap De Donnea/Langendries/Lambertz, alweer (premier) Leterme, begeleider Martens, premier Van Rompuy, nogmaals bemiddelaar Martens, opdrachthouder Dehaene, nogmaals premier Leterme, (alweer) institutioneel bemiddelaar Reynders, informateur De Wever, hijzelf, het “olijke duo” Pieters/Flahaut, de voorzitters van de ‘high-level’-groep Jambon/Marcourt , nogmaals (verduidelijker) De Wever, bemiddelaar Vande Lanotte, het “triumviraat” Di Rupo/Vande Lanotte/De Wever, nog eens formateur Reynders en tenslotte bemiddelaar Beke faalden?
Het antwoord is ondubbelzinnig “neen”, ondanks de “goed-nieuws-show” die we van opiniemakers en journalisten van allerlei slag de komende dagen en weken nog wel zullen ingelepeld krijgen. Ook Di Rupo zal er niet in slagen 1) een “massale overdracht van bevoegdheden” (een eufemisme voor de splitsing van de arbeidsmarkt, gezondheidszorgen, kinderbijslagen, justitie, verkeer, brandweer en civiele bescherming, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking, het vastgoedrecht, het rampenfonds, het grootstedenbeleid – we noemen enkel de belangrijkste van de liefst 143 splitsingen – en een pak federale instellingen) te bewerkstelligen, 2) een “oplossing” (lees: een splitsing) voor het probleem (sic) BHV te bedenken, 3) de deelstaten te “responsabiliseren” (lees: de belastingen te splitsen), 4) de federale staat “duurzaam te financieren” voor zijn kerntaken (lees: wat financiële kruimels geven aan een uitgehold Belgisch niveau) en 5) Brussel te herfinancieren alsook de instellingen aan te passen (lees: de machten van de Senaat en de monarchie uit te hollen).
Bovendien zal zich op al deze heikele punten nu ook nog de sociaal-economische problematiek enten – wat nieuw is –, waardoor het meer dan ooit zal blijken dat het gewoonweg onmogelijk is om met deze nationalistische particratie nog een Belgische regering te vormen.
Slagen zou immers betekenen dat er zowel op persoonlijk, partijpolitiek, strategisch vlak en – vooral – op inhoudelijk vlak als bij wonder een totale deblokkering moet komen. Daarvoor moeten de Vlaams-nationalistische partijen afstand doen van hun nationalisme en de Waals/francofoon-nationalistische van het hunne. Dat is onmogelijk omdat ze dan in grote mate afstand moeten doen van hun eigen programma’s, tenzij men nog gelooft dat de Nederlandstalige partijen enerzijds hun splitsingsmanie gaan laten varen en de Franstalige partijen anderzijds hun “niet-verarmingsprincipe” (overigens ingeschreven in de 12 principes van de “high-levelgroep”) alsook hun territoriale eisen inzake de Rand geheel of gedeeltelijk gaan opbergen.
In werkelijkheid zijn we vertrokken voor 10 weken uitstel. Daarna is het “momentum” voor een akkoord verstreken en belanden we in de voorbereiding van de gemeentelijke en provinciale verkiezingen van 2012. De “Vlaamse” partijen zullen weer uitblinken in communautair jusqu’au-bout-isme, terwijl de Franstalige partijen – bovenop de onwaarschijnlijke toegevingen die ze al deden – van capitulatie naar capitulatie zullen strompelen. Die vernedering is welverdiend: met nationalisten die openlijk of op omfloerste wijze het einde van het land voorbereiden, moet je nu eenmaal niet onderhandelen.
In plaats van Di Rupo tot formateur te benoemen had de Koning, zoals de Luikse constitutionalist Behrendt al in januari suggereerde, op basis van art. 96 van de Belgische Grondwet (“de Koning benoemt en ontslaat zijn ministers”) officieel het ontslag van premier Leterme kunnen weigeren. Voor zo’n demarche volstaat de uitvaardiging van een Koninklijk Besluit. Op die manier wordt meteen paal en perk gesteld aan de vage notie van “lopende zaken” en krijgt ons land eindelijk een volwaardige regering – zonder nefaste “staatshervorming” wel te verstaan! Ons niet gelaten trouwens als Di Rupo onder die omstandigheden premier wil worden.
Ondertussen beginnen steeds meer Belgen de begoocheling van de “staatshervorming” in te zien. Zo verklaarde de eminente Leuvense econoom Paul De Grauwe enkele dagen geleden op de VRT: “Onze politici zitten vast aan die staatshervorming en nu kunnen ze geen kant meer uit. Maar die staatshervorming is een mythe. De staatshervorming is een mineur probleem. We hebben geen staatshervorming nodig om de echte problemen van dit land te kunnen aanpakken: de vergrijzing, onze schuldgraad, enz.”. We willen daar nog aan toevoegen dat de enige echte staatshervorming die België nodig heeft diegene is die leidt naar een unitair België. Men kan de burgers tenslotte niet eeuwig blijven bedriegen.
DI RUPO FORMATEUR: UN PASSAGE INUTILE
Depuis le début de la crise du fédéralisme en juin 2007, on a vu le va et vient d’un tas d’informateurs, d’explorateurs, de clarificateurs, de médiateurs, de préformateurs, de conciliateurs, de formateurs et de premiers ministres ad interim. Le 16 mai 2011, Elio Di Rupo (PS) – plus ou moins 340 jours après les dernières élections (les quatrièmes dans une période de cinq années) – fut nommé formateur, une fonction normalement réservée à un “candidat-premier”.
Le bourgmestre de Mons réussira-t-il là où échouaient consécutivement le premier ministre Verhofstadt, le médiateur Dehaene, l’informateur Reynders, l’informateur Leterme, l’explorateur Van Rompuy, l’informateur Leterme, à nouveau (l’informateur) Verhofstadt, le premier ministre Verhofstadt, de nouveau (le premier ministre) Leterme, le triumvirat De Donnea/Langendries/Lambertz, de nouveau (le premier ministre) Leterme, l’accompagnateur Martens, le premier ministre Van Rompuy, à nouveau le médiateur Martens, le médiateur Dehaene, à nouveau premier ministre Leterme, (de nouveau) le négociateur institutionnel Reynders, l’informateur De Wever, lui-même, le duo bon enfant Pieters/Flahaut, les présidents du groupe « de haut niveau » Jambon/Marcourt, à nouveau (le clarificateur) De Wever, le médiateur Vande Lanotte, le “triumvirat” Di Rupo/Vande Lanotte/De Wever, l’informateur Reynders et enfin le médiateur Beke ?
Sans équivoque, la réponse est “non”, malgré les communiqués optimistes que voudront nous faire avaler les chroniqueurs et les journalistes de toute sorte pendant les jours et les semaines qui vont suivre. Di Rupo lui non plus ne pourra accomplir 1) un “transfert massif de compétences” (un euphémisme pour la scission du marché de l’emploi, des soins de santé, des allocations familiales, de la justice, de la mobilité, des pompiers et de la protection civile, du commerce extérieur et de l’aide à la coopération, du code civil, du fonds de calamités, de la politique de grandes villes – on ne mentionne que les plus importantes des 143 scissions – ainsi qu’un tas d’institutions fédérales) ni trouver 2) une “solution” au problème (sic) de BHV (lire : une scission). Il ne pourra pas davantage 3) “responsabiliser” les entités fédérées (lire: scinder les impôts) ni 4) financer l’Etat fédéral de “façon durable” pour l’exercice de ses tâches de base (lire: donner quelques miettes à une coquille fédérale vide) ni 5) refinancer Bruxelles ou adapter les institutions (lire: brader les pouvoirs du Roi et du Sénat).
De plus, la problématique socio-économique se greffera sur tous ces dossiers difficiles – ce qui est nouveau –, de sorte que plus que jamais il s’avèrera impossible que cette particratie nationaliste forme encore un gouvernement belge.
Réussir signifierait que par miracle un déblocage total se produirait tant sur le plan personnel, particratique et stratégique ainsi que sur le plan du contenu. Pour cela, les partis nationalistes flamands devraient renoncer à leur nationalisme et les partis nationalistes wallons et francophones au leur. C’est évidemment impossible puisque dans ce cas, ils devaient se distancier largement de leurs propres programmes, à moins que l’on croie encore que d’une part les partis néerlandophones vont abandonner leur manie des scissions et que d’autre part les partis francophones laissent tomber leur “principe de non appauvrissement” (principe qui est d’ailleurs inscrit dans les 12 principes du groupe “de haut niveau”) et renoncer tout à fait ou partiellement à leurs exigences territoriales en ce qui concerne la périphérie.
En réalité, on est reparti pour un délai de 10 semaines. Après cette période commencera fatalement la préparation des élections communales et provinciales de 2012, ce qui fera de nouveau briller les partis “flamands” par leur jusqu’au-bout’isme communautaire, tandis que les partis francophones iront de capitulation en capitulation – qui vont s’ajouter au nombre important de concessions invraisemblables qu’ils ont déjà faites. Cette humiliation sera bien méritée: en effet, on ne négocie pas avec des nationalistes qui préparent ouvertement ou implicitement la fin du pays.
Au lieu de nommer Di Rupo formateur, le Roi aurait pu, comme le constitutionnaliste liégeois Behrendt l’avait déjà suggéré en janvier, refuser officiellement la démission du premier ministre Leterme sur la base de l’article 96 de la Constitution belge (“le Roi nomme et révoque ces ministres”). Afin d’effectuer une telle démarche, il suffit de promulguer un arrêté royal. De cette façon, on en finirait tout de suite avec la notion vague d’“affaires courantes” et notre pays serait enfin doté d’un gouvernement de plein exercice – sans réforme de l’Etat néfaste bien entendu ! Nous ne voyons pas d’objection à ce que Di Rupo devienne ensuite premier ministre s’il le souhaite.
Entretemps, de plus en plus de Belges commencent à voir l’illusion de la “réforme de l’Etat”. Ainsi, l’économiste éminent Paul de Grauwe (université de Louvain) déclarait le 15 mai 2011 sur les ondes de la VRT: “Nos politiciens sont tellement obsédés par cette réforme de l’Etat qu’ils sont actuellement tout à fait coincés. Or, cette réforme de de l’Etat est un mythe. La réforme de l’Etat est un problème mineur. Nous n’avons pas besoin d’une réforme de l’Etat pour faire face aux vrais problèmes de ce pays: le vieillissement, notre dette, etc.”. Ajoutons à cela que la seule véritable réforme de l’Etat dont la Belgique a besoin est celle qui mène vers une Belgique unitaire. En fin de compte, on ne peut pas continuer à tromper les citoyens à l’infini.
