Meertaligheid accepteren

We kunnen het niet vaak genoeg herhalen: België is een meertalige Staat. Op zich is dat niet uitzonderlijk, gezien in elke Europese staat -Portugal en Ijsland daargelaten- meer dan één taal gesproken wordt.

Het specifieke in België is dat er twee grote talen worden gesproken, die elk ongeveer de helft van het territorium beslaan, en een derdere kleine in het zuidoosten. De taalgrens die door België loopt staat trouwens niet op zichzelf maar maakt onderdeel van een “grens” die West-Europa verdeelt tussen Latijnse en Germaanse talen. Ze snijdt door Luxemburg, door de Elzas, doorheen Zwitserland en Noord-Italië. België is dus geen uitzondering, geen “kunstmatig” geheel, maar maakt als taalgebied onderdeel uit van een breder systeem.

Het feit dat niet alle Belgen dezelfde taal spreken zorgde en zorgt evenwel soms voor problemen. Door moeizame hervormingen, die begonnen vanaf 1873 is België evenwel geleidelijk aan omgevormd van een eentalig-Franse staat, naar een land, bestaande uit vier omlijnde taalgebieden, waarvan één een -Brussel- een officieel, tweetalig statuut geniet. De taalproblemen die soms nog voorkomen -maar veel minder dan ooit het geval was- vereisen evenwel onze voortdurende bekommernis.

Het is op zijn zachtst gezegd twijfelachtig om te beweren dat de huidige politici de meertaligheid van ons land ter harte nemen. In plaats van iets constructiefs te doen, zoals het oprichten van meertalige scholen, het aanmoedigen van twee- of meertaligheid, taaluitwisselingen, “native speakers”, taalbaden enz. horen we steeds maar holle slogans. “De Franstaligen moeten zich aanpassen of opkrassen” -in het Noorden- of “de Nederlandstaligen moeten maar Frans kennen en hun voorts hun mond houden”- in het Zuiden. De redenen voor deze houding liggen dieper dan het op het eerste gezicht lijkt. Het gaat hem om nationalistische aansporingen van politici die een bepaald wereldbeeld hebben opgebouwd, een wereldbeeld dat vertrekt vanuit de primauteit van eentalige gehelen. Daarom dat het FDF een tijd terug voorstelde om het Nederlands in Brussel van haar verplichtend karakter te ontdoen, daarom dat CD&V vandaag goedkope woningen “voor Vlamingen” in de Rand wil. Deze politici hebben een conflictmodel opgebouwd dat erop gericht is (binnen of buiten België) twee zo autonoom mogelijke entiteiten (Vlaanderen-Wallonië) op te bouwen, die taalhomogeen zijn. Zo dienden in de jaren 60 de provinciegrenzen te veranderen om samen te vallen met de taalgrens. Daarom ook werd de meertalige provincie Brabant gesplitst, en ijveren sommigen vandaag voor het afschaffen van de faciliteiten (en anderen voor het uitbreiden van eentalig Frans gebied) voor Franstaligen, voor de splitsing van meertalige kieskringen en gerechtelijke arrondissementen (zoals BHV, maar ook de Duitstalige Gemeenschap van Luik). Kortom: deze politieke leiders zijn niet bekommerd om een sterk, solidair en democratisch België (afwijzing nationale kieskring), maar wel om een verdeeld België waarin alle problemen geïdeologiseerd worden. Zodoende interesseert het de Nederlandstalige partijen niet of de taalwetten nu al dan niet worden nageleefd, maar wel of een schending van de taalwetten kan ingezet worden in een nationalistisch vertoog over de “Franstalige taalimperialisten”. Ook de Franstalige partijen zijn niet bekommerd om het meertalige België, ze dulden integendeel België om als omhulsel te dienen voor een zo sterk en groot mogelijk Waals-Brusselse subnatie en zullen op hun beurt taalproblemen bagatelliseren om “de Nederlandstaligen” te diaboliseren.

De laatste decennia hebben deze partijen en mensen er alles aan gedaan om België te verdelen (niet: in te delen) op taalbasis: de vorming van autonome gewesten en gemeenschappen, de splirsing van partijen, verenigingen en sportbonden, de splitsing van cruciale materies zoals Buitenlandse Handel, milieu of verdragsrecht. Was het argument voor deze splitsingen een beter bestuur? Werd ooit bewezen op onomstotelijke manier dat België met vier taalgemeenschappen en gedecentraliseerd op basis van de negen provincies niet kon of kan werken? Het enige criterium was taal… De levensbeschouwing zelf van de gesplitste partijen (van welke strekking ze ook zijn) maakt een gezonde en doordachte visie op een meertalige samenleving onmogelijk.

We horen geen enkele partij uit het noorden of het zuiden pleiten voor constructieve, fundamentele maatregelen – die trouwens zouden moeten uitgaan van een (gedeeltelijk) geherfederaliseerd onderwijs. Steeds weer worden de Belgen erop gewezen hoeveel ze verschillen, dat ze andere partijen hebben, andere zenders, andere kranten enz. Dat de mensen die dit nu vaststellen de facto de oorzaak hier van zijn, wordt met de mantel der liefde bedekt. Bovendien speelt de nadruk op deze verschiltheorie (wat is er trouwens mis met verschillen?) de fascisering van de samenleving in de hand – getuige de spectaculaire opkomst van het Vlaams Blok, thans Belang, dat ook voortdurend benadrukt hoe verschillend “Vlamingen en allochtonen (voordien: gastarbeiders)” wel niet zijn. Twee kleine, maar veelzeggende, voorbeelden tonen aan hoever we al gekomen zijn: enerzijds het pleiten van de VVB voor een splitsing van de Brusselse ziekenhuizen op taalbasis (apartheid m.a.w.), anderzijds het verdelen van sommige partijen van anderen in “goede” en “slechte” Vlamingen na het “débâcle” aangaande BHV. Zulke bewoordingen vond men ook terug in de USSR of nazi-Duitsland.

De vraag is: willen we die weg wel op? Eentalige staten zijn allicht makkelijker te besturen, maar daarom nog niet wenselijker. Het meest wenselijke is de oplossing die voor alle inwoners van België een positief resultaat oplevert. Het werken aan een sterk taalbeleid is geen remedie tegen alle kwalen, maar onttrekt tenminste al een hoeksteen uit het taalhomogene, nationalistische bolwerk.