DEHAENE: UN GRAND HOMME D’ETAT? – DEHAENE: EEN GROOT STAATSMAN ?

DEHAENE: UN GRAND HOMME D’ETAT?

Maintenant que la carrière politique de Jean-Luc Dehaene (CD&V) a pris fin, il est intéressant de dresser le bilan de ses “réalisations”.

La carrière politique de Dehaene a commencé pendant les années 1970. En 1981 – quelques mois après la catastrophique deuxième “réforme” de l’Etat antibelge – il devint pour la première fois ministre dans le gouvernement belge. Huit ans plus tard, pendant l’été de 1987, la Belgique se trouve dans une impasse politique causée par le séparatiste wallingant José Happart. Celui-ci était devenu bourgmestre de la commune de Fourons située sur la frontière linguistique. Il refusa de façon ostentatoire de parler le néerlandais. Ce comportement provoqua une réaction flamingante aussi extrémiste.

C’était Dehaene qui – tout en profitant des circonstances – a élaboré, en collaboration avec l’ancien membre de la Jeunesse Nationale Socialiste de “Flandre” Hugo Schiltz, entretemps devenu président de la Volksunie et Philippe Moureaux du PS la troisième réforme de l’Etat en un peu plus de cent jours. Cette réforme illégale (voir notre texte) a de nouveau affaibli la Belgique unitaire et cet affaiblissement fut presque aussi important qu’en 1980. Ainsi, les départements de l’Enseignement, des Travaux Publics (les ports, les aéroports, les routes nationales…) et du Transport Public ont été scindés. Avec sa “réforme” de l’Etat, il a ouvert la voie au gouvernement Martens VIII.

En 1992, Dehaene devint premier ministre. Son gouvernement réforma la Belgique de nouveau. L’Etat fut transformé en une fédération avec de larges compétences pour les communautés et régions. En même temps, pendants les années 90, il fallait mener une politique d’assainissement budgétaire draconienne. Surtout à cause du fédéralisme, dont le coût est exorbitant, la dette publique était (et est toujours) très élevée. A l’époque, cette situation posait problème pour l’accès de la Belgique au libre marché de l’U.E..

Pendant sept ans, Dehaene restait premier ministre. Quelques semaines avant les élections législatives de 1999 éclata la “crise de la dioxine”. Des substances toxiques furent découvertes dans la chaîne alimentaire. La réaction du gouvernement fut lente et maladroite.  Par ce fait, le CVP subissait une très lourde défaite électorale. Pour la première fois depuis des décennies, le parti ne participait plus au gouvernement. Cependant, le CVP s’est radicalisé dans un sens flamingant, d’abord par le changement de son nom en CD&V, c’est-à-dire « chrétien-démocrate et flamand » et puis par l’adoption du confédéralisme (en réalité le séparatisme, voir notre texte) dans son programme en 2001. Le parti s’est radicalisé encore davantage en 2004 en s’alliant avec les extrémistes et séparatistes de la N-VA. Dehaene, qui entretemps avait disparu de la politique nationale était un ardent partisan de ce cartel qui a existé pendant 4 ans. A terme, la N-VA devint plus grande que son ancien partenaire, entraînant ainsi d’énormes risques pour l’unité de la Belgique que l’on connaît aujourd’hui.

Dehaene a encore été médiateur royal entre le 5 juillet 2007 et le 15 juillet 2007. Fin novembre 2009, il fut chargé du « dossier BHV ». Sa proposition fut radicale comme toujours : encore une grande réforme de l’Etat, la scission de la circonscription électorale de BHV et une limitation des pouvoirs royaux (notamment en ce qui concerne la prérogative royale de sanctionner et de promulguer des lois). Le plan échoua provoquant la chute du gouvernement Leterme II.

Dehaene est souvent décrit comme un “plombier”. Il n’aurait pas eu de vision à long terme et ses actions auraient témoigné d’un grand pragmatisme. Le B.U.B. ne le pense pas. Dehaene pensait bien à long terme et c’est pourquoi il peut être considéré comme un grand homme d’Etat, mais pas de l’Etat belge… On le placerait mieux parmi les traîtres de la Belgique et les défenseurs de la maffia flamingante.

Ses réformes de l’Etat de 1988 et de 1992-93 trouvent en effet leur place parmi les attaques les plus féroces contre l’unité de la Belgique. Jusqu’à l’heure actuelle, uniquement les gouvernements Martens II et III ont fait pire, en procédant en 1980 à la plus grande réforme de l’Etat anti-belge de tous les temps (notamment scission des médias, de l’environnement, du sport, du tourisme, de l’aménagement du territoire, de l’urbanisme, de la culture …). Entretemps, le gouvernement Di Rupo Ier en en bonne voie pour s’ajouter à cette liste noire.

En conclusion, le B.U.B. ne considère Jean-Luc Dehaene pas du tout comme un sauveur de la nation, mais au contraire comme un de ses pires ennemis.

DEHAENE: EEN GROOT STAATSMAN ?

Jean-Luc Dehaene (CD&V) stopt met zijn actieve politieke loopbaan. Tijd voor een korte terugblik op zijn “verwezenlijkingen”.

De politieke carrière van Dehaene begon in de jaren 1970. In 1981 – enkele maanden na de rampzalige en anti-Belgische tweede “staatshervorming” – werd hij voor het eerst minister in een Belgische regering. Acht jaar later, tijdens de zomer van 1987, verkeerde België in een politieke impasse. Die werd veroorzaakt door de wallingantische separatist José Happart, die burgemeester van de taalgrensgemeente Voeren was en die ostentatief weigerde Nederlands te spreken. Dit gedrag voedde de reactie van de even extremistische flaminganten die de kwestie aangrepen om België te ondermijnen.

Het was Dehaene die samen met het voormalige lid van de Nationaal-Socialistische Jeugd ‘Vlaanderen’, Hugo Schiltz, die ondertussen voorzitter van de Volksunie geworden was en Philippe Moureaux van de  PS op iets meer dan honderd dagen de derde staatshervorming in de steigers zette. Deze illegale staatshervorming (zie onze tekst) gaf in de feiten het unitaire België een nieuwe klap, die bijna even zwaar was als die van 1980. Zo werden de departementen onderwijs, openbare werken (havens, luchthavens, rijkswegen…) en openbaar vervoer volledig gesplitst. Dehaene effende met zijn “staatshervorming” het pad voor de regering Martens-VIII.

In 1992 werd Dehaene zelf premier. Zijn regering hervormde België – alweer op een illegale wijze – tot een federale staat met vergaande bevoegdheden voor de gemeenschappen en de gewesten. Tegelijk diende men in de jaren 1990 een draconisch begrotingsbeleid te voeren. Vooral wegens het peperdure federalisme was (en is) de staatsschuld in België immers torenhoog, een situatie die toen een potentieel probleem vormde voor de toetreding van België tot de de vrije markt van de E.U..

Zeven jaar lang zou Dehaene premier blijven. In brak enkele weken voor de wetgevende verkiezingen de “dioxine-crisis” uit. Giftige stoffen waren in de voedselketen terecht gekomenen de regering had daar zeer traag en slecht op gereageerd. Het leverde de CVP een catastrofale verkiezingsnederlaag op. Voor het eerst sinds decennia zat ze niet meer in de regering. Daardoor radicaliseerde de partij in Vlaams-nationalistische zin, eerst door een naamsverandering in CD&V, wat staat voor “Christen-democratisch en Vlaams” en het opnemen van het confederalisme (eigenlijk separatisme, zie onze tekst) in haar programma in 2001. De partij radicaliseerde nog meer in 2004 door het aangaan van een kartel met de extremisten en separatisten van de N-VA. Dehaene, die ondertussen uit de nationale politiek verdwenen was, was overigens een vurig voorstander van dit kartel, dat vier jaar zou standhouden. Op termijn zou de N-VA electoraal groter worden dan haar voormalige partner, met alle risico’s voor de eenheid van België van dien.

Tussen 5 juli en 15 juli 2007 was Dehaene nog koninklijk bemiddelaar. Eind november 2009 werd hij, in het kader van het dossier-BHV, benoemd tot koninklijk opdrachthouder. Zijn voorstel was weeral radicaal : opnieuw een grote staatshervorming, de splitsing van het kiesarrondissement BHV en het inperken van de koninklijke macht (m.n. het koninklijk voorrecht om wetten te bekrachtigen en uit te vaardigen). Het opzet mislukte, waarop de toenmalige regering – Leterme II – viel.

Dehaene wordt door velen als een “loodgieter” omschreven. Hij zou geen lange-termijnvisie gehad hebben en slechts pragmatisch gehandeld hebben. De B.U.B. gelooft dit niet. Dehaene dacht weldegelijk op lange termijn en net daarom ook is hij zo’n groot staatsman, maar niet van de Belgische… Hij heeft meer zijn plaats tussen de verraders van België en de verdedigers van de flamingantische maffia.

Zijn staatshervormingen van 1988 en van 1992-93 mogen inderdaad beschouwd worden als één van de grootste aanslagen op de eenheid van België. Tot nu toe deden alleen de regeringen Martens II en III nog slechter, door in 1980 de grootste anti-Belgische staatshervorming (o.a. splitsing van media, milieu, sport, toerisme, ruimtelijke ordening, stedenbouw, cultuur, … enz.) ooit door te voeren. Ondertussen is de regering Di Rupo I goed op weg om deze zwarte lijst te vervoegen.
 
Voor de B.U.B. kan Jean-Luc Dehaene dan ook helemaal niet als een redder van de natie beschouwd worden, maar wel als één van zijn belangrijkste vijanden.