REGERING IN “LOPENDE ZAKEN” IS EFFICIËNT – LE GOUVERNEMENT “EN AFFAIRES COURANTES” EST EFFICACE


REGERING IN “LOPENDE ZAKEN” IS EFFICIËNT

Na de val van de regering Leterme II in april 2010, vonden in juni 2011 wetgevende verkiezingen plaats. Nadien werden de N-VA en de PS als de “grote winnaars” afgeschilderd. Nochtans haalde de N-VA (die enkel lijsten neerlegde in het Vlaams gewest, BHV incluis)  slechts 17,40 % van de Belgische stemmen en de PS (die enkel lijsten neerlegde in het Waals gewest en BHV) slechts 13,70%. In het enige tweetalige kiesarrondissement – Brussel-Halle-Vilvoorde -, waar liefst 1 miljoen kiezers ingeschreven zijn (meer dan 1 Belgische kiezer op 8 ) – haalde de N-VA een schamele 12%…

Wat meer is, vóór de verkiezingen zwoeren alle zogenaamde “Vlaamse” partijen – de N-VA en het Vlaams Belang voorop – plechtig dat verkiezingen zonder een splitsing van BHV ongrondwettig of zelfs onmogelijk zouden zijn. “De Franstaligen moeten nu maar een oplossing zoeken en ervoor betalen. Als er geen regeling gevonden wordt en er in 2011 geen federale verkiezingen kunnen worden gehouden, is dat het probleem van de Franstaligen. De Vlaamse staat is dan vanzelf geboren”. (De Tijd, 29 november 2006), een uitspraak van niemand minder dan een zekere Koninklijk bemiddelaar Johan Vande Lanotte. Maar er kwamen wel verkiezingen en de “winnaars” ervan – die hun eerdere verkiezingsretoriek blijkbaar vergeten waren – keurden ze goed in het Parlement.

Sedertdien is er veel water door de Maas en Schelde gevloeid en meermaals werd het scenario van vervroegde verkiezingen om “de impasse te doorbreken” naar voren geschoven. Nu blijkt dat de kiezer daar niet van wil weten en dat diegene die ze uitlokt weleens de rekening gepresenteerd zou krijgen, vallen gefrustreerde Vlaams-nationalisten, met inbegrip van Vande Lanotte (SP.a), De Wever (N-VA) en Annemans (VB), de regering van “lopende zaken” aan.

Deze houding is natuurlijk hypocriet. Het begrip lopende zaken vloeit voort uit het gewoonterecht en niet uit de Grondwet. Gelet op dit feit, klopt het niet dat België “geen regering heeft” – zoals vaak wordt beweerd – wel dat België sedert april 2010 geen nieuwe, volwaardige regering heeft. Graag wijzen we in dat verband op volgende feiten:

1) De huidige regering beschikt over een gewone meerderheid in het Parlement.

2) Het argument dat de regering geen meerderheid in de Nederlandse taalgroep heeft, houdt geen steek. Een federale regering behoeft geen meerderheid in beide taalgroepen. Bovendien had de regering in de vorige legislatuur ook geen parlementaire meerderheid in de Nederlandse taalgroep.

3) De ontslagnemende regering heeft op 4 mei 2010 de Grondwet tot herziening vatbaar verklaard. Door deze daad van enorm belang is het begrip “lopende zaken” in de feiten al bijna één jaar uitgehold (niemand buiten de B.U.B. verzette zich daar indertijd tegen; als het om “staatshervormingen” gaat, zijn “lopende zaken” blijkbaar onbeperkt !).

4) Zodoende is het ook onzinnig om te beweren dat deze regering van lopende zaken geen meerjarenbegroting kan opstellen, dat ze geen “oorlog mag voeren” (in feite gewoon voldoen aan de internationale verplichtingen van België), dat ze geen gouverneur van de nationale bank zou mogen benoemen enz. Al deze daden zijn veel minder vergaand dan een grondwetsherziening, die aan de fundamenten van de staat raakt. Trouwens, naarmate de tijd vordert, worden alle beslissingen dringend. We hebben veeleer de indruk dat diegenen die de regering in lopende zaken bekritiseren niet willen dat België functioneert. Indien dat het geval is, moeten ze dat klaar en duidelijk zeggen ; de kiezer zal dan over hun houding oordelen.

5) Het staat het parlement vrij om zelf wetgevende initiatieven te nemen (art. 75 Belg. Grondwet, eerste lid), ongeacht de samenstelling van de regering. Deze feitelijke verhoging van de macht van het parlement is zelfs een goede zaak voor de democratie, voor zover deze laatste in de huidige particratie geen illusie is geworden. De parlementsleden van dezelfde partij stemmen toch meestal immers “en bloc” voor, tegen of blanco.

Het valt ook op dat de huidige regering erg sereen en efficiënt werkt en geen noemenswaardige “communautaire spanningen” kent. Deze komen wel naar boven tijdens de “onderhandelingen” voor een nieuwe regering en een nieuwe “staatshervorming” die het taalapartheidssysteem nog zou versterken, wat nog maar eens bewijst dat de communautaire twisten enkel door politici, gesteund door een handvol journalisten en politicologen, in het leven worden geroepen.

Nee, voor de B.U.B. mag deze regering in lopende zaken tot aan de volgende verkiezingen van 2014 voortdoen, uiteraard zonder staatshervorming, tenzij deze staatshervorming het unitaire België herstelt natuurlijk. Nadien hopen we om eindelijk mee te kunnen doen aan echte democratische verkiezingen tijdens dewelke de unitaristen van de B.U.B. zich op voet van gelijkheid met de andere partijen kunnen meten.


 

LE GOUVERNEMENT “EN AFFAIRES COURANTES” EST EFFICACE

Après la chute du gouvernement Leterme II en avril 2010, des élections législatives ont eu lieu en juin 2011. Après le scrutin, la N-VA et le PS ont été considérés par la presse comme les „grands vainqueurs“. Pourtant, la N-VA (qui n’avait déposé des listes qu’en région flamande, BHV inclus) a obtenu un score de seulement 17,40% des votes belges. Le PS (qui lui n’avait déposé des listes qu’en région wallonne et à BHV) n’obtenait pas plus de 13,70%. Dans le seul arrondissement bilingue de Bruxelles-Halle-Vilvorde où 1 millions d’électeurs belges sont inscrits (plus qu’un électeur belge sur 8), la N-VA n’a obtenu qu’un score pauvre de 12%…

De plus, avant les élections, tous les soi-disant partis “flamands” – la N-VA et le Vlaams Belang en tête – avaient juré solennellement que les élections seraient inconstitutionnelles, voire impossibles, sans la scission de BHV. “Les Francophones doivent chercher une solution et en payer le prix. S’il s’avère qu’une solution n’est pas trouvée et qu’en 2011 des élections fédérales ne peuvent avoir lieu, ce sera le problème des Francophones. L’Etat flamand naîtra automatiquement dans ce cas” (De Tijd, 29 novembre 2006). Ainsi déclara un certain négociateur royal Johan Vande Lanotte. Mais les élections ont bien eu lieu et les soi-disant “vainqueurs” – tout en oubliant leur rhétorique pré-électorale – les ont approuvées au Parlement.

Depuis lors, beaucoup d’eau a déjà coulé sous les ponts de la Meuse et de l’Escaut et à plusieurs reprises le scénario d’élections anticipées “afin de débloquer l’impasse” a été mis sur la table. Maintenant qu’il est clair que l’électeur n’en veut pas et que celui qui les provoque devra en payer les frais, des nationalistes flamands frustrés – y compris Vande Lanotte (sp.a), De Wever (N-VA) et Annemans (VB) – attaquent le gouvernement en “affaires courantes”.

Cette attitude est évidemment hypocrite. La notion d’« affaires courantes » découle du droit coutumier et non de la Constitution. Comme il y a donc un gouvernement d’affaires courantes, il est incorrect de prétendre que la Belgique “n’a pas de gouvernement”. Il est seulement vrai que depuis avril 2010 notre pays n’a pas de gouvernement nouveau et de plein exercice. Dans ce contexte, il est utile d’énumérer quelques faits:

1) Le gouvernement actuel possède une majorité simple au Parlement.

2) L’argument que le gouvernement n’a pas de majorité au groupe linguistique néerlandophone ne tient pas la route. Un gouvernement fédéral n’a pas besoin d’une majorité dans les deux groupes linguistiques. De plus, le gouvernement de la précédente législature n’avait pas non plus de majorité au groupe néerlandophone.

3) Le gouvernement démissionnaire a fait une déclaration de révision de la Constitution le 4 mai 2010. Par cet acte de haute importance, la notion d’“affaires courantes” a déjà été presque vidée de sa substance (personne hormis le B.U.B. ne s’est opposé à cette déclaration de révision d’un gouvernement démissionnaire; en matière de “réforme de l’Etat” les “affaires courantes” sont apparemment illimitées!).

4) Par ailleurs, il est absurde de prétendre que le gouvernement en affaires courantes ne puisse rédiger un budget pluriannuel, qu’il ne puisse pas “faire la guerre” (en réalité, il s’agit seulement de satisfaire aux obligations internationales de la Belgique), qu’il n’ait pas le droit de nommer un nouveau gouverneur à la banque nationale etc. Toutes ces mesures vont beaucoup moins loin qu’une déclaration de révision de la Constitution, qui elle touche aux fondements mêmes de l’Etat. D’ailleurs, toutes les décisions deviennent urgentes au fur et à mesure que le temps passe. On a plutôt l’impression que ceux qui critiquent le gouvernement d’affaires courantes ne veulent pas que la Belgique fonctionne. Dans ce cas, ils doivent le dire à haute voix et l’électeur jugera sur leur comportement.

5) Le Parlement est libre de voter des propositions de loi (art. 75 Const. belge, premier alinéa), quelle que soit la composition du gouvernement. Cette augmentation de fait des pouvoirs du Parlement est même une bonne chose pour la démocratie, à tout le moins si cette dernière n’est pas devenue une illusion dans la particratie actuelle. Les parlementaires d’un même parti votent en effet presque toujours « en bloc » pour, contre ou blanc.

Il est aussi frappant de constater que le gouvernement actuel travaille de façon très sereine et efficace et qu’il ne connaît pas de “tensions communautaires” significatives. Celles-ci resurgissent néanmoins lors des “négociations” pour la formation d’un nouveau gouvernement et la préparation d’une nouvelle réforme de l’Etat qui renfoncerait davantage le système d’apartheid linguistique, ce qui est une nouvelle preuve que les disputes communautaires sont créées par la classe politique, soutenue par une poignée de journalistes et de politologues.

Non, pour le B.U.B., ce gouvernement d’affaires courantes pourra continuer jusqu’aux prochaines élections législatives de 2014, évidemment sans réforme de l’Etat, sauf évidemment si cette réforme de l’Etat restaure la Belgique unitaire. Après, nous espérons participer enfin à de vraies élections démocratiques lors desquelles les unitaristes du B.U.B. pourront se mesurer aux autres partis sur pied d’égalité.