OPEN DIALOOG OF OPEN CONFRONTATIE
“Vlaams minister-president” Kris Peeters lanceerde onlangs de “hernieuwde” idee om een “dialoog van Gemeenschap tot Gemeenschap” op te starten. Er zou onderhandeld worden tussen “Vlamingen” (lees: de politici van de Nederlandstalige traditionele partijen) en de “Franstaligen” (lees: de politici van de Franstalige traditionele partijen) over een nieuwe staatshervorming (lees: staatsontmanteling). Over de kwestie BHV mag plots niet meer onderhandeld worden omdat de Vlaams-nationalisten de splitsing van dit kiesarrondissement willen opdringen met een meerderheidstemming in het federale parlement hoewel iedereen weet dat die splitsing nooit zal kunnen toegepast worden zonder consensus in de federale regering…
Vooreerst is het onzinnig dat de “minister-president” in zijn nota onomwonden verwijst naar “andere confederale staten”. Een confederale “staat” is immers een contradictio in terminis (een confederatie is immers een bond van onafhankelijke staten en impliceert dus voorafgaand separatisme). Bovendien bestaan er op de wereld geen confederale structuren: zij evolueerden naar een federale structuur (bijvoorbeeld: Zwitserland en de Verenigde Staten) of vielen volledig uit elkaar (bijv: Servië-Montenegro).
De bevoegdheid om bevoegdheden te verdelen ligt krachtens de Belgische Grondwet exclusief bij het federale Parlement. Ze ligt niet bij de deelstaten: noch bij de gemeenschappen, noch bij de gewesten. Deze handelswijze druist derhalve in tegen de Grondwet. Men kan zelfs in het voorstel-Peeters niet spreken over een dialoog tussen deelstaten, daar de gewesten niet als dusdanig betrokken zijn. Het is zelfs géén dialoog tussen gemeenschappen, want dan zou de Duitstalige gemeenschap op dezelfde manier moeten vertegenwoordigd zijn als de “Vlaamse” en de “Franse”, wat niet het geval is.
Wanneer de “Vlaamse” regering over een “uitgestoken hand” spreekt, bedoelt ze eigenlijk een gebalde vuist. De eisen van de Vlaams-nationalisten zijn immers heilig. Het gaat niet om een “open dialoog”, maar wel om een open confrontatie, waarbij elke nationalistische partij het hard moet spelen los van wat de meerderheid van de Belgen ervan mag denken.
In realiteit is deze “interinstitutionele dialoog” een manier om via de twee grote taalgemeenschappen het federale niveau (lees: de Belgische staat) onderuit te halen. De “Vlaamse” en de “Franse” gemeenschap onderhandelen – als betrof het twee onafhankelijke staten – over wat ze nog samen willen doen. Dat is het uitgangspunt van confederalisme, een stelsel dat louter functioneert via diplomatieke onderhandelingen. Democratische relaties gebeuren daarentegen tussen de vertegenwoordigers van rechtssubjecten van een staat. Diplomatieke onderhandelingen tussen staten geschieden achter gesloten deuren door organen die door de burger niet tot verantwoording kunnen geroepen worden (in de nota benadrukt men dat de onderhandelingen in strikte confidentialiteit moeten verlopen). De vraag stellen of deze diplomatieke handelswijze het Belgisch, meertalig samenlevingsmodel efficiënter, goedkoper, transparanter en vooral democratischer zal maken, is ze dan ook beantwoorden.
DIALOGUE OUVERT OU CONFRONTATION OUVERTE ?
Le « ministre-président flamand », Kris Peeters, lança l’idée « nouvelle » d’entamer un « dialogue de Communauté à Communauté ». On négociera entre « Flamands » (lisez : les politiciens des partis traditionnels néerlandophones) et les « Francophones » (lisez : les politiciens des partis traditionnels francophones) sur une nouvelle réforme de l’Etat (lisez : démantèlement de l’Etat). La question de BHV ne peut, soudainement, plus être discutée car les nationalistes flamands veulent contraindre les partis francophones à accepter la scission de cet arrondissement électoral via un vote au parlement fédéral bien que tout le monde sache que cette scission ne pourra jamais être appliquée sans consensus au sein du gouvernement fédéral…
D’abord, il est un non-sens de se référer à « d’autres Etats confédéraux » comme le « ministre-président » le fait sans ambages dans sa note. Un Etat confédéral est en effet une contradiction in terminis (une confédération est une alliance d’Etats indépendants et implique donc le séparatisme préalable).
Ten eerste is het onzinnig dat de “minister-president” in zijn nota onomwonden verwijst naar “andere confederale staten”. Ten eerste: een confederale “staat” is een contradictio in terminis (een confederatie is immers een bond van onafhankelijke staten en impliceert dus separatisme). En outre, il n’existe pas de structures confédérales dans le monde: elles ont évolué vers des structures fédérales (par exemple: la Suisse et les Etats-Unis) ou elle se sont désintégrées (par exemple: la Serbie-Monténégro).
Selon la Constitution belge, la compétence de la répartition des compétences réside exclusivement auprès du parlement fédéral. Elle n’appartient pas aux entités fédérées : ni aux communautés, ni aux régions. Cette façon d’agir est donc anti-constitutionnelle. Dans la proposition Peeters, il n’y a même pas question d’un dialogue entre les entités fédérées, vu que les régions ne sont pas impliquées dans les négociations. Il ne s’agit même pas d’un dialogue entre les communautés, car dans ce cas la communauté germanophone devrait être représentée de la même façon que la communauté « flamande » ou « française », ce qui n’est pas le cas.
Lorsque le gouvernement « flamand » parle d’une « main tendue », il s’agit en réalité d’un poing serré. Les exigences des nationalistes flamands sont en effet sacrées. Il ne s’agit pas d’un dialogue, mais d’un double monologue nationaliste et agressif. Il ne s’agit pas d’un dialogue ouvert, mais d’une confrontation ouverte, où tous les nationalistes doivent se montrer fermes indépendamment de ce que les Belges en pensent.
En réalité ce “dialogue interinstitutionnel” est une façon de démolir le niveau fédéral (lire : l’Etat belge). Les communautés « flamande » et « française » négocient – comme s’il s’agissait de deux Etats indépendants – sur ce qu’elles veulent encore faire ensemble. Ceci est le point de départ du confédéralisme, un système qui fonctionne uniquement sur la base de négociations diplomatiques. Les relations démocratiques se réalisent en revanche entre les représentants des ressortissants d’un Etat au contraire des relations diplomatiques qui se nouent à huis clos entre Etats par des organes qui ne peuvent pas être sanctionnés (dans la note, on souligne que les négociations doivent se dérouler de façon « confidentielles »). Se poser la question de savoir si cette façon de mener les négociations va rendre la société belge multilingue plus efficace, moins coûteuse, plus transparente et surtout plus démocratique est y répondre.
