IS ER DAN EEN PROBLEEM?

Sedert 2007 verkeert België in een steeds acutere politieke crisis. De thema’s zijn onderhand genoegzaam bekend: de “staatshervorming”, B-H-V, “de burgemeesters”… Wat echter het probleem is, of nog, waarom er nu zulk een grote “staatshervorming” moet komen, is minder geweten. Wellicht zijn er, vanuit het standpunt van de taalnationalisten bekeken, drie grote “problemen”:

1) De – echte of vermeende – “verfransing”. Zonder deze term expliciet te definiëren vinden nationalisten de zogenaamde “verfransing” een probleem. Welnu, deze verfransing (wat dat ook moge zijn en voor zover deze bewezen is) zou zich louter in de provincie Vlaams-Brabant afspelen. Het is bijgevolg een “Vlaams” (of zelfs een noord-Brabants) probleem dat absoluut niets te maken heeft met België. Derhalve is het onduidelijk waarom Vlaams-nationalisten deze zgn. verfransing aanroepen als “argument” om België te splitsen. In een onafhankelijk “Vlaanderen” zou er trouwens pas echt verfransing zijn. Niet alleen omdat een onafhankelijk “Wallonië” zich naar alle waarschijnlijkheid verplicht zou voelen om in de één of andere vorm aansluiting te zoeken bij Frankrijk, waardoor de Franse noordgrens opschuift naar Limburg en Vlaams-Brabant, maar vooral omdat een onafhankelijk “Vlaanderen” – in de (onwaarschijnlijke) hypothese dat het staatje nog deel zou kunnen uitmaken van de E.U. – in dit scenario het zogeheten Minderhedenverdrag zou dienen te ratificeren. Daardoor zou de Franstalige minderheid in heel “Vlaanderen” scholen, bibliotheken, media e.d.m. kunnen oprichten, hetgeen nu niet het geval is.

2) De “transfers” schijnen ook een probleem te zijn voor de nationalisten. Zij schatten de som van jaarlijkse geldoverdrachten tussen het noorden en het zuiden van België op 13 miljard euro/jaar, waarbij ze Brussel, dat ze toch willen opnemen in hun rompstaatje, zonder verpinken bij Franstalig België ( ! ) rekenen. Los van het feit dat de transfers in werkelijkheid beduidend lager zijn, dat er grote transfers zijn binnen de gewesten, dat er een “terugverdieneffect” is en dat verschillen in welvaart nooit een scheidingsgrond kunnen inhouden (integendeel), is het moeilijk om te begrijpen dat de nationalisten geen graten zien in transfers naar allochtonen of naar andersvaliden. Men kan toch bezwaarlijk stellen dat de verschillen tussen allochtonen en autochtonen niet groter zijn dan die tussen Belgen. Los daarvan heeft nog geen enkele separatistische partij gezegd dat het vóór België zou zijn, indien er geen transfers waren.

3) De taalnationalisten hebben ook een groot probleem (en terecht!) met de complexiteit van de Belgische staatsstructuur. Ze klagen over de bijzondere meerderheden, de grendels, de alarmbellen en pariteit, terwijl ze verzwijgen dat dit systeem, waarbij elke “volksgemeenschap” over een wederzijds vetorecht beschikt, door henzelf gewild is. Ze ijveren niet voor het herstel van een unitair België (waarin één man/één stem zou gelden), maar willen integendeel de splitsing van België op basis van de onwerkbaarheid van een systeem dat ze zelf in de tweede helft van de vorige eeuw hebben helpen ontwerpen met als bedoeling België kapot te maken.

CONCLUSIE: Niet alleen voor de burgers is het onduidelijk wat nu eigenlijk het probleem is, maar ook de taalnationalistische politici kunnen niet uitleggen waarom ze nu eigenlijk op het einde van België aansturen. Ze kunnen dit niet, tenzij door racistische argumenten aan te halen, waarbij het vooral gaat om het zoeken naar en het opblazen van echte en vermeende verschillen tussen “Vlamingen” en “Walen”, zonder erop te wijzen dat alle mensen nu eenmaal verschillen, dat een democratie zonder verschillen nutteloos is en dat ze de verschillen niet willen oplossen of wegwerken binnen een democratisch kader in een staatkundige eenheid, maar net willen accentueren en zelfs versterken door nog meer splitsingen door te voeren.