Onze voorzitter, Hans Van de Cauter – Notre président, Hans Van de Cauter – Unser Vorsitzender, Hans Van de Cauter
Bron – Source – Quelle: RTL
NOTRE PRESIDENT OBTIENT GAIN DE CAUSE
Par un arrêt du 21 novembre 2024 (n° 134/2024, voir annexe), la Cour constitutionnelle a confirmé la constitutionnalité du régime de facilités dans la ville de Renaix (Flandre orientale). Il s’agit non seulement d’une victoire importante pour la pacification linguistique en Belgique, mais aussi pour notre parti et mouvement.
En juin 2023, le B.U.B. signalait que le conseil communal flamingant de la ville de Renaix refusait d’afficher les plaques de rue, les panneaux de désignation et les inscriptions officielles dans les deux grandes langues nationales. Ce refus s’inscrivait dans le cadre d’une offensive de la ville visant à supprimer les facilités. Ces faits ont fait réagir le mouvement citoyen Ronse Tweetalig – Renaix Bilingue qui a traîné la commune devant un tribunal. L’avocat de ce mouvement était Hans Van de Cauter, le président de notre parti et mouvement unitariste, le B.U.B. (lien)
Nous rappelons brièvement quelques faits concernant cette affaire:
– La commune n’était pas compétente pour porter atteinte au régime des facilités, ce qu’elle a d’ailleurs confirmé elle-même ( ! ) dans son mémoire déposé au tribunal en mai 2023.
– La « Loi administrative sur les langues » du 18 juillet 1966 impose à la ville de Renaix de rédiger les « avis, communications et formulaires destinés au public » dans les deux grandes langues nationales.
– Les minorités linguistiques en Belgique dans les communes à facilités sont protégées non seulement par une loi ordinaire, mais aussi par la Constitution. Ce raisonnement a d’ailleurs été adopté par la commune même. Il est donc absurde et contradictoire de prétendre, comme le fait la commune de Renaix, que les facilités sont contraires à la Constitution. Les communes à facilités et la législation linguistique qui s’y applique, sont fermement ancrés dans la Constitution belge (art. 129 de la Constitution belge, §2).
– Il est tout aussi absurde de prétendre, comme le fait la commune de Ronse, qu’il y a « trop peu » de francophones vivant dans cette commune. Et ce, alors que la langue maternelle de plus d’un cinquième des enfants est le français.
– La commune affirme que le régime de facilités est basé « sur les réalités linguistiques des années 1940, 1950 et 1960 ». Il devrait donc pouvoir être aboli. S’agit-il d’un plaidoyer en faveur d’un nouveau recensement linguistique?
– La commune a également affirmé, à tort, que le régime des facilités était contraire au droit européen. Cette hypothèse découlait du fait que, selon la commune, le bilinguisme des avis, des communications et des formulaires destinés au public créerait la soi-disant « attente » selon laquelle toutes les personnes au sein des conseils en contact avec le public devraient maîtriser le français. Cela pourrait, prétendument, décourager les citoyens de l’UE ne vivant pas en Belgique de poser leur candidature à la commune de Renaix. Et donc d’entraver la libre circulation des personnes au sein de l’UE. Toutefois, la loi sur la langue administrative impose des règles identiques à tous les Belges, et donc à tous les autres résidents de l’UE, pour ceux qui cherchent à exercer une fonction publique à Renaix.
Quoi qu’il en soit, la Cour constitutionnelle n’a rien dit sur les faits dans son arrêt (y compris la prétendue diminution du nombre de francophones), mais a jugé à juste titre que le régime de facilités est un accord de pacification raisonnable et non discriminatoire. Ainsi, l’arrêt stipule que “Les régimes de facilités linguistiques applicables aux communes concernées sont raisonnablement justifiés par l’existence de minorités linguistiques dans ces communes et sont pertinents pour atteindre l’objectif du législateur de pacification communautaire mentionné” (p. 16). Les nationalistes linguistiques qui mènent la danse dans la commune de Renaix devront donc se conformer au droit belge.
Foto – Image – Bild: Het Grondwettelijk Hof – la Cour Constitutionnelle – der Verfassungsgerichtshof
Bron – Source – Quelle: wikipedia
ONZE VOORZITTER WINT HET PLEIT
In een arrest van 21 november 2024 (nr. 134/2024, zie bijlage) heeft het Grondwettelijk Hof de grondwettelijkheid van het faciliteitenstelsel in de stad Ronse (Oost-Vlaanderen) bevestigd. Dat is niet alleen een belangrijke overwinning voor de taalpacificatie in België, maar ook voor onze partij en beweging.
In juni 2023 maakte de B.U.B. gewag van het feit dat het flamingantische stadsbestuur van de stad Ronse weigerde om straatnaamborden, aanwijzingsborden en officiële opschriften in de beide grote landstalen weer te geven. Dat kaderde in een offensief van de stad, erop gericht om de faciliteiten af te schaffen. Deze feiten zorgden voor een reactie van de burgerbeweging Ronse Tweetalig – Renaix Bilingue, die het stadsbestuur voor de rechtbank daagde. Hans Van de Cauter, de voorzitter van onze unitaristische partij en beweging, de B.U.B., trad op als advocaat van deze beweging (link).
We herhalen bondig enkele feiten betreffende deze zaak:
– De gemeente was niet bevoegd om de faciliteitenregeling te ondergraven, hetgeen ze in haar in mei 2023 voor de rechtbank ingediende conclusie overigens zelf ( ! ) bevestigde.
– De “Bestuurstaalwet” van 18 juli 1966 verplicht Ronse om “berichten, mededelingen en formulieren die voor het publiek bestemd zijn” in de beide grote landstalen op te stellen.
– Taalkundige minderheden in België in de faciliteitengemeenten worden niet alleen door een gewone wet, maar ook door de Grondwet beschermd. Deze redenering werd overigens eveneens door de gemeente zelf overgenomen. Het is dan ook onzinnig en tegenstrijdig om, zoals de gemeente Ronse te beweren, dat de faciliteiten strijdig zijn met de Grondwet. De faciliteitengemeenten en de taalwetgeving die daar geldt, zijn stevig in de Belgische Grondwet verankerd (art. 129 Belg. Grondwet, § 2).
– Even onzinnig is het om, zoals de gemeente Ronse te beweren, dat er “te weinig” Franstaligen in die gemeente zouden wonen. Dit terwijl de thuistaal van méér dan 1/5 kinderen het Frans is.
– De gemeente beweerde dat de faciliteitenregeling gesteund was “op de taalkundige werkelijkheid in de jaren ’40, ’50 en ’60 van de twintigste eeuw”. En dus moest kunnen afgeschaft worden. Was dit een pleidooi voor een nieuwe talentelling?
– De gemeente beweerde eveneens en onterecht dat de faciliteitenregeling strijdig was met het Europese recht. Die hypothese vloeide voort uit het gegeven dat de tweetaligheid van berichten, mededelingen en formulieren die voor het publiek bestemd zijn, volgens de gemeente een zogenaamde “verwachting” zou creëren dat alle personen binnen de besturen die met het publiek omgaan het Frans machtig moeten zijn. Dat zou, zogezegd, EU-burgers die niet in België wonen ervan kunnen weerhouden om bij de gemeente Ronse te solliciteren. En dus het vrij verkeer van personen binnen de EU hinderen. Nochtans legt de Bestuurstaalwet gelijke regels op aan iedere Belg, en dus ook aan iedere andere inwoner van de EU, voor wie een openbaar ambt in Ronse wil bekleden.
Wat er ook van zij, het Grondwettelijk Hof heeft in zijn arrest niets over de feiten gezegd (o.a. de vermeende daling van het aantal Franstaligen), maar terecht geoordeeld dat de faciliteitenregeling een redelijk en niet-discriminerend pacificatieakkoord is. Zo bepaalt het arrest dat “de voor de betrokken gemeenten geldende taalfaciliteitenregelingen […] redelijkerwijs gerechtvaardigd [zijn] door het bestaan van taalminderheden in die gemeenten en […] relevant [zijn] voor de verwezenlijking van de […] bedoelde doelstelling van de wetgever inzake gemeenschapsvorming” (p. 16). De taalnationalisten die in de gemeente Ronse de dienst uitmaken, zullen zich dus moeten schikken naar het Belgisch recht.
UNSER PRÄSIDENT GEWINNT DEN FALL
In einem Urteil vom 21. November 2024 (Nr. 134/2024, siehe Anhang) hat der Verfassungsgerichtshof die Verfassungsmäßigkeit des Systems der Fazilitäten in der Stadt Ronse (Ostflandern) bestätigt. Dies ist ein wichtiger Sieg nicht nur für die Sprachpazifizierung in Belgien, sondern auch für unsere Partei und Bewegung.
Im Juni 2023 berichtete die B.U.B., dass der flamingantische Stadtrat der Stadt Ronse sich weigerte, Straßenschilder, Bezeichnungsschilder und offizielle Aufschriften in beiden grosse Landessprachen anzubringen. Dies war Teil einer Offensive der Stadt, die auf die Abschaffung der Fazilitäten abzielte. Diese Tatsachen lösten eine Reaktion der Bürgerbewegung Ronse Tweetalig – Renaix Bilingue aus, die die Stadtverwaltung verklagte. Hans Van de Cauter, der Vorsitzende unserer unitarischen Partei und Bewegung, der B.U.B., fungierte als ihr Anwalt (Link).
Wir wiederholen kurz einige Fakten zu diesem Fall:
– Die Gemeinde war nicht befugt, das System der Fazilitäten zu untergraben, was sie im Übrigen in ihrem im Mai 2023 bei Gericht eingereichten Schriftsatz selbst ( ! ) bestätigt hat.
– Das „Verwaltungssprachengesetz“ vom 18. Juli 1966 verpflichtet Ronse, „Bekanntmachungen, Mitteilungen und Formulare für die Öffentlichkeit“ in den beiden großen Landessprachen abzufassen.
– Die sprachlichen Minderheiten in den belgischen Fazilitätengemeinden sind nicht nur durch ein einfaches Gesetz, sondern auch durch die Verfassung geschützt. Diese Argumentation wurde im Übrigen auch von der Gemeinde selbst übernommen. Es ist daher unsinnig und widersprüchlich, wie die Gemeinde Ronse zu behaupten, dass die Fazilitäten gegen die Verfassung verstoßen. Die Fazilitätengemeinden und die dort geltende Sprachengesetzgebung sind in der belgischen Verfassung fest verankert (Art. 129 belgische Verfassung, §2).
– Ebenso unsinnig ist es, wie die Gemeinde Ronse zu behaupten, dass in der Gemeinde „zu wenige“ Französischsprachige leben. Dabei ist die Muttersprache von mehr als 1/5 der Kinder Französisch.
– Die Gemeinde behauptet, dass das Einrichtungsprogramm „auf den sprachlichen Gegebenheiten der 1940er, 1950er und 1960er Jahre“ beruht. Daher sollte es abgeschafft werden können. War dies ein Plädoyer für eine neue Talentezählung?
– Die Gemeinde behauptete außerdem zu Unrecht, dass die Regelung für die Einrichtungen gegen europäisches Recht verstoße. Diese Behauptung stützte sich auf die Tatsache, dass die Zweisprachigkeit von Bekanntmachungen, Mitteilungen und Formularen, die für die Öffentlichkeit bestimmt sind, nach Ansicht der Gemeinde die „Erwartung“ wecken würde, dass alle Personen in den Verwaltungen, die mit der Öffentlichkeit zu tun haben, die französische Sprache beherrschen sollten. Dies könnte angeblich EU-Bürger, die nicht in Belgien leben, davon abhalten, sich bei der Gemeinde Ronse zu bewerben. Und damit die Freizügigkeit innerhalb der EU behindern. Das Verwaltungssprachengesetz schreibt jedoch jedem Belgier und somit jedem anderen EU-Bürger die gleichen Regeln vor, wenn er ein öffentliches Amt in Ronse bekleiden möchte.
Wie dem auch sei, das Urteil des Verfassungsgerichts sagt nichts zu den Fakten (einschließlich des angeblichen Rückgangs der Zahl der Französischsprachigen), sondern stellt zu Recht fest, dass die Erleichterungsregelung eine angemessene und nicht diskriminierende Befriedungsvereinbarung ist. So heißt es in dem Urteil, dass „die für die betroffenen Gemeinden geltenden Sprachförderungsregelungen durch die Existenz von Sprachminderheiten in diesen Gemeinden angemessen gerechtfertigt und für die Erreichung des vom Gesetzgeber […] angestrebten Ziels der Gemeinschaftsbildung relevant sind“ (S. 16). Die Sprachnationalisten, die in der Gemeinde Ronse das Sagen haben, müssen sich also an das belgische Recht halten.
