PAUL DE RIDDER (N-VA): “BRABANT IS VLAANDEREN NIET !” – “LE BRABANT N’EST PAS LA FLANDRE !”


PAUL DE RIDDER (N-VA): “BRABANT IS VLAANDEREN NIET!”

Auteur Paul De Ridder levert ons een verbazende tekst in de jongste editie van Het Poelaertplein, het advocatenblad van het “Vlaams” pleitgenootgenschap te Brussel – de aanhalingstekens zijn hier nu écht op hun plaats. We werden inderdaad bijzonder aangenaam verrast door het uitstekende artikel met als titel “Brussel en Brabant: een succesverhaal” (Het Poelaertplein, jg. 18, nr. 2, november-december 2011, p. 10-18).

De auteur is historicus en fractieleider van de N-VA (!) in het Brussels parlement. Zijn tekst kan zich meten met de beste historiografie van de laatste jaren en overstijgt met verve het grauwe niveau van de oppervlakkige ‘Vlaams’-nationale of ‘Waals’-nationale nonsens die we van “onze” politici te horen krijgen. We raden iedereen aan de tekst – waar we ons zowaar voor 95% in kunnen vinden – aandachtig te lezen. De auteur beklemtoont de historische banden tussen Brussel en (het hertogdom) Brabant. Op een uiterst detaillistische manier schetst hij de historische ontwikkeling van Brabant en plaatst hij die tegenover (het echte) Vlaanderen, waar Brabant volgens hem niets mee te maken heeft ! Het boeiend verhaal loopt van de middeleeuwen tot aan de Brabantse Omwenteling van 1790. Zijn conclusie is een impliciet pleidooi voor een herstel van de Brabantse eenheid.

De auteur maakt voorgoed komaf met de mythe dat Brabant historisch tot Vlaanderen zou behoren. De schrijver stelt het kort en goed in een subtitel: “Brabant is Vlaanderen niet”. Die stelling onderbouwt hij met politieke, geografische, economische, architectonische, culturele en zelfs taalkundige elementen (bijv. de Nijvelse Sint-Gertrudiskerk heeft een typisch Duitse stijl en het Brabants Nederlands is meer verwant met het Hoogduits). Deze onvervalste Brabantse nationalist heeft (net als de B.U.B.!) zichtbaar een bloedhekel aan de hedendaagse opdeling van Brabant en steekt dat bepaald niet onder stoelen of banken. Hij gaat daarin nog verder dan de B.U.B., die enkel de provincie Brabant wil herenigen. Brabant omvat niet alleen, zo schrijft hij, “Waals-Brabant” (aanhalingstekens van de auteur), “Vlaams-Brabant” (met de enclave Brussel) – aanhalingstekens alwéér van de auteur – maar ook de provincie Antwerpen en de provincie Noord-Brabant in Nederland.

Eindelijk wordt ook netjes opgesomd wat Vlaanderen is – de auteur plaatst hier het begrip verkeerdelijk tussen aanhalingstekens (een schoonheidsfoutje) – namelijk: Frans-Vlaanderen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Zeeuws-Vlaanderen. Dit is wel het laatste wat je van de arrogante Vlaams-nationale kolonisatoren kan verwachten !
Brabant behoorde tot Duitsland, het graafschap Vlaanderen tot Frankrijk. Kortom, zo besluit de schrijver, de geschiedenis van Brabant, verschilt fundamenteel van die van Vlaanderen. De Vlaamse gerichtheid op Frankrijk onderstreept hij door te wijzen op kenmerken die tot op vandaag doorwerken: de grens en de band tussen Vlaanderen en Frankrijk die onbestaande zijn tussen Brabant en Frankrijk. De hertogen van Brabant genoten een zeer ruime autonomie terwijl de Vlaamse graven gebonden waren aan hun leenheer: de Guldensporenslag (1302) was dan ook geen Brabants, maar een louter Vlaams conflict. De huidige interpretatie van de Guldensporenslag, zo de auteur, is een product van de 19de eeuwse romantiek. Brabant was ook (i.t.t. Vlaanderen) een imperialistische macht: “de slag bij Woeringen (1288) wordt niet in Brabant beslecht maar … in de buurt van Keulen”. Zeer interessant is dat de auteur ook brandhout maakt van een andere flamingantische mythe: de historische eentaligheid van (het echte) Vlaanderen. De bevolking sprak er een “Vlaams dialect”, maar de graven, de administratie en de bovenlaag van de stedelijke burgerij spraken Frans. Zeer verwonderlijk voegt de auteur eraan toe – zou hij ruzie hebben met de leiding van de N-VA? -: “Sommigen [ongetwijfeld de Vlaams-nationalisten, wie anders?] zullen het niet graag horen, maar uit onderzoek van de oorkondenlijsten van Brugge, Gent en Ieper blijkt dat tussen 1250 en 1500 niet minder dan 30 tot 60% van die akten in het Frans opgesteld zijn”. Terloops gezegd, de reden dat het jonge Koninkrijk België – dat het graafschap Vlaanderen als zijn kerngebied aanzag – het Frans als taal voor de centrale administratie aannam, is ook dààr te zoeken. Die continuïteit is ook Paul De Ridder niet ontgaan wanneer hij schrijft dat zowel onder de Bourgondiërs als de Spaanse en Oostenrijkse Habsburgers het Frans de taal van de centrale administratie bleef.

We komen ook meer te weten over de oude constitutionele traditie van Brabant dat zich al in de middeleeuwen ontwikkelde tot een parlementaire constitutionele monarchie met een “nationaal gevoel” (over de taalgrens heen dus!). In het vrije Brabant werd de lijfeigenschap in 1247 afgeschaft. De Brabanders en Belgen mogen dus met recht en rede trots zijn op hun geschiedenis: in Rusland werd de lijfeigenschap pas in … 1863 afgeschaft, in de Verenigde Staten waren er tot 1865 slaven!

Wel betreurt de auteur de afbraak van die evolutie door de machtsovername van de Bourgondiërs in de 15de eeuw. De grens die door de vrede van Münster (1648) getrokken werd, noemt hij “volledig arbitrair” – wat niet onjuist is – en hij voegt eraan toe dat de katholieke Brabanders van toen af “in een ander land leefden”. Een ander land? Daar zijn wij het natuurlijk volkomen mee eens: België (de Zuidelijke Nederlanden) is inderdaad véél ouder dan het Koninkrijk België. Volgens de auteur was de scheuring in de Nederlanden een ramp, ook op taalkundig vlak. Het klopt dat de Zuidelijke Nederlanden economisch wegzonken in de 18de eeuw en dat een niet onaanzienlijk deel van de intellegentsia naar het Noorden uitweek. Wat het taalkundig aspect betreft is hij echter ongenuanceerder: “Na het wegvallen van Holland, Zeeland, Gelderland en Friesland bleven Brabant, Vlaanderen en Loon (Limburg) achter in een staat waarin Franssprekende gewesten [i.e. vorstendommen] zoals Namen, Henegouwen en een deel van Luxemburg een groter gewicht hadden gekregen dan toen de Nederlanden nog één waren”. Dit is een erg vreemde passage. Loon behoorde in 1648 immers al bijna 300 jaar tot het – overwegend Franstalige – Prinsbisdom Luik en was tot 1795 geen deel van België. Positief en correct is wel dat de auteur België vanaf 1648 als een staat omschrijft. De toenemende dominantie van het Frans lag in werkelijkheid niet aan de splitsing der Nederlanden, maar aan de toenemende uitstraling van het Frans in heel Europa, iets waar de schrijver ook zelf op wijst.

Interessant zijn ook de passages over het Franse annexionisme tijdens de 17de eeuw. De auteur wijst in die context op de grote samenhang van Brabant in die woelige periode: “Gelukkig kon Brussel andermaal rekenen op de solidariteit van de andere Brabantse steden. Antwerpen en Leuven leveren de Brusselaars brood. Het geld voor de heropbouw wordt voorgeschoten door de Antwerpse financiers. Bovendien zorgen ambachtslieden uit Leuven, Antwerpen, Nijvel en zelfs Mechelen voor het plaveien van de straten. Een mooi staaltje van Brabantse solidariteit!”.

De conclusies van de schrijver zijn leerrijk: 1) Brussel stond nooit op zichzelf, maar maakte steeds deel uit van een ruimer, Brabants geheel; 2) Brabant respecteerde de taaldiversiteit: het “Neder-Duytsch” in het noorden en het Frans in het zuiden; 3) Brabant en Brussel hebben doorheen de eeuwen de ambitie gehad om hun financiële macht aan te wenden om politieke rechten te verkrijgen.

De schrijver is zo radicaal in zijn verwerping van het historische Vlaanderen-als-Vlaams gewest en houdt duidelijk enorm veel van het ene en ondeelbare Brabant. Daarin gaat hij zelfs verder dan vele lauwe “Belgischgezinde” federalisten, die zich gedragen alsof het Vlaams gewest een door de natuur gewilde historische entiteit is. Deze prachtige tekst toont duidelijk aan dat al in de middeleeuwen Brabant liberaler, moderner en democratischer was dan Vlaanderen. De Vlaams-nationalisten komen uit dit schrijven naar voren als de erfgenamen van een despotische Vlaamse traditie. Inderdaad willen zij die vandaag denken in naam van Vlaanderen te spreken liefst Brabant, Limburg en Antwerpen assimileren. We vermoeden dat de inhoud van deze tekst door veel leden – niet te verwarren met de kiezers – van de N-VA niet meteen op applaus onthaald zal worden…

De B.U.B. feliciteert de heer De Ridder dan ook met zijn fraaie en knap uitgewerkte historische studie, waaruit maar één conclusie kan getrokken worden: herenig Brabant! Vraag is wel of deze intelligente historicus zich niet dringend moet bezinnen over zijn politieke toekomst binnen de separatistische N-VA die het al verbrokkelde Brabant nog méér wil opsplitsen door de splitsing van BHV en de versterking van de gewesten die Brabant in drie stukken verdelen. Anders gezegd: hoe kàn die man überhaupt nog functioneren te midden van die secessionistische en imperialistische Vlaams-nationale cultuurbarbaren, van wie hij de mythen met de grond gelijk maakt.

 

PAUL DE RIDDER (N-VA): “LE BRABANT N’EST PAS LA FLANDRE !”

L’auteur Paul De Ridder nous livre un texte étonnant dans la dernière édition de la revue d’avocats Het Poelaertplein, de la  “Vlaams” pleitgenootschap te Brussel – les guillemets sont vraiment à propos ici . Nous avons en effet été agréablement surpris par l’excellent article intitulé “Brussel en Brabant: een succesverhaal” (Bruxelles et le Brabant, une histoire à succès) (Het Poelaertplein, année 18, n° 2, novembre-décembre 2011, p. 10-18).

L’auteur est historien et chef de groupe de la N-VA (!) au parlement bruxellois et appartient à la meilleure historiographie des dernières années dépassant de loin le discours au ras des pâquerettes de “nos” politiciens flamingants et wallingants. Nous conseillons à tous de lire attentivement ce texte en néerlandais, que nous approuvons à 95% (une fois n’est pas de coutume). L’auteur souligne les liens historiques entre Bruxelles et le Brabant (le duché surtout). De façon très détaillée, il esquisse le développement historique du Brabant qu’il oppose à la (vraie) Flandre avec laquelle le Brabant n’a rien à voir, selon lui ! L’histoire captivante débute au moyen âge et se termine à la Révolution brabançonne de 1790. Sa conclusion est un plaidoyer implicite pour le rétablissement de l’unité brabançonne.

Suite en néerlandais.