GEPLANDE GRONDWETSWIJZIGING IS STAATSGREEP

GEPLANDE GRONDWETSWIJZIGING IS REGELRECHTE STAATSGREEP

In het kader van de zesde ‘staatshervorming’ voorziet het regeerakkoord in de wijziging of toevoeging van een aantal grondwetsartikels die nochtans niet voor herziening vatbaar verklaard werden. De acht partijen die over de staatshervorming onderhandelden, menen echter een uitweg gevonden te hebben. Zo schrijft De Standaard dat ze “een kleine wijziging [willen] doorvoeren aan artikel 195”.

Het blad vervolgt: “De regel dat maar artikels gewijzigd kunnen worden die door het vorige parlement voor wijziging vatbaar zijn verklaard, wordt geschrapt voor de duur van deze regeerperiode. Daarna wordt de regel opnieuw ingevoerd” (sic). (DS, 9 januari 2011, p. 5).

Maar kan dit zomaar?

I. Het normale verloop van een grondwetsherziening

In België verloopt de procedure van grondwetsherziening volgens de regels die vastliggen in artikel 195 van de Grondwet. Dat artikel bepaalt:

De federale wetgevende macht heeft het recht te verklaren dat er redenen zijn tot herziening van zodanige grondwettelijke bepaling als zij aanwijst. Na deze verklaring zijn beide Kamers van rechtswege ontbonden. Twee nieuwe Kamers worden overeenkomstig artikel 46 bijeengeroepen. Deze Kamers beslissen, in overeenstemming met de Koning, over de punten die aan herziening zijn onderworpen. In dit geval mogen de Kamers niet beraadslagen wanneer niet ten minste twee derden van de leden waaruit elke Kamer bestaat, aanwezig zijn; en een verandering is alleen dan aangenomen, indien zij ten minste twee derden van de stemmen heeft verkregen.”

Anders gezegd, indien de federale wetgever – de Koning, de Kamer en (in dit geval) de Senaat – de Belgische Grondwet wil wijzigen moet zij aanduiden welke artikels zij waarom wil herzien. Daarna wordt het parlement van rechtswege ontbonden en vinden er veertig dagen later verkiezingen plaats. De kiezer wordt dan geacht om zich uit te spreken over de wenselijkheid van deze grondwetswijziging.

II. Recente dubieuze gebeurtenissen

Het feit dat de regering Leterme-II op 26 april 2010 viel, heeft niet verhinderd dat ze op 4 mei 2010 een reeks ter herziening vatbare grondwetsartikels goedkeurde. Hierbij vallen meteen twee opmerkingen te maken:

1)   Kan een regering “in lopende zaken” de Grondwet wel herzien?

2)   Heeft de kiezer de grondwetswijziging gesteund?

1) Op de eerste vraag is de B.U.B. al ingegaan in een persbericht van 2 mei 2010. We schreven toen:

Na de val van de regering Leterme II op 26 april 2010 werden de Kamers niet onmiddellijk ontbonden. Ze bereiden nog een grondwetsherziening voor om de Belgische federatie nog meer te verzwakken, terwijl die verzwakking nu juist de belangrijkste oorzaak is van de politiek-communautaire problemen… Maar kan een ontslagnemende regering wel een verklaring tot herziening van de grondwet indienen?

Artikel 195, alinea’s 1 en 2 van de Belgische grondwet bepalen:

[cf. supra]

De wetgevende macht bestaat uit de Koning (d.i. in de praktijk de federale regering), de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat (art. 36 grondwet).

De vraag is of een ontslagnemende regering zulk een verklaring mag afleggen. M.a.w. mag een regering van lopende zaken een aanzet geven tot herziening van de Grondwet? De meningen zijn verdeeld: één strekking beweert dat zulk een regering alle artikelen van de grondwet voor herziening vatbaar mag verklaren omdat Kamer en Senaat die verklaring moeten goedkeuren; een tweede groep is van mening dat alleen die artikelen die tijdens de vorige legislatuur voor herziening vatbaar verklaard werden, opnieuw ter herziening mogen voorgesteld worden en een derde stroming verkondigt dat in die omstandigheid geen enkel artikel ter herziening mag verklaard worden.

De B.U.B. sluit zich aan bij de laatste stroming.

In een arrest van 26 mei 1999 definieerde het hof van cassatie de uitdrukking “lopende zaken” als volgt (vertaling):
« hoewel de grondwet de bevoegdheden van de ontslagnemende ministers niet uitdrukkelijk inperkt, volgt uit de artikels 88, 105 en 106 dat aangezien de ministers verantwoordelijk zijn voor de wetgevende kamers, maar ontslagnemende ministers niet meer politiek verantwoordelijk zijn, deze buiten de normale grondwettelijke voorwaarden handelen en dus alleen nog de lopende zaken kunnen behandelen waaronder deze die omdat ze geen belangrijk politiek probleem betreffen volgens de normale procedure en de normale termijnen afgehandeld worden en dus het dagelijks bestuur van een ministerieel departement uitmaken en deze waarvan de oplossing geen uitstel verdraagt hoewel ze niet tot het dagelijks bestuur gehoren »

Een ontslagnemende regering mag zich bijgevolg enkel bezig houden met het dagelijks bestuur en dringende zaken. Zo kan de regering geen niet dringende wetsontwerpen meer aan het parlement voorleggen. In casu is het dan ook duidelijk dat een verklaring tot herziening van de grondwet, die de basis van de Staat is, niets te maken heeft met het dagelijks bestuur, maar dat het hier gaat om een voorstel tot wijziging van de staatsstructuur zelf. Het feit dat dit voorstel tot wijziging hetzelfde is als het vorige verandert hier uiteraard niets aan. Het blijft een uiterst politieke daad. Dit is des te meer waar daar de Staat nooit referenda of volksraadpleging organiseert over die grondwetsrevisies terwijl volksraadplegingen wel op lokaal niveau bestaan voor minder belangrijke zaken als de aanleg van een openbare parking of de bouw van een brug!
Bovendien kan een verklaring van herziening niet als dringend beschouwd worden aangezien ze de ontbinding van het parlement inhoudt, de organisatie van nieuwe verkiezingen en de vorming van een nieuwe regering. Elke snelle wijziging van de grondwet is trouwens te vermijden omdat men raakt aan de fundamenten van de Staat.
Welnu, als de federale regering in de huidige omstandigheden verklaart de grondwet te willen herzien, zal zij deze grondwet schenden, wat een beroepsmogelijkheid voor de Raad van State opent.

2) Men kan bezwaarlijk stellen dat de kiezer de grondwetsherziening gesteund heeft.

De partijen die de grondwetswijziging steunden – OPEN VLD, MR, Ecolo/Groen!, CDH, CD&V, de SP.A en de PS – hadden in 2007 een 2/3de meerderheid, te weten 120 zetels in de Kamer en 59 zetels in de Senaat. Diezelfde partijen houden vandaag nog welgeteld 108 zetels in de Kamer en 51 zetels in de Senaat over. Opvallend daarbij is dat, op de PS na, alle regeringspartijen afgestraft zijn. Men kan hieruit afleiden dat de huidige meerderheid geen tweederde meerderheid in de bevolking weerspiegelt waardoor de hervorming geen democratische legitimiteit heeft.

III. Ongrondwettelijke grondwetsherziening

Dit gezegd zijnde, is het nuttig om na te gaan welke artikels de wetgever in 2010 voor herziening vatbaar verklaard heeft en waarom.
A) Een eerste reeks van grondwetsartikels heeft betrekking op de Belgen en hun rechten (art. 8-32 Belg. GW), o.a. om het recht op verzoekschriften te moderniseren (art. 28 van de Belg. GW bepaalt dat iedereen het recht heeft om bij de openbare overheden verzoekschriften in te dienen) en om het briefgeheim uit te breiden tot de nieuwe vormen van communicatie.

Ook werden een aantal artikels ter herziening vatbaar verklaard, verbonden aan de hervorming van justitie en politie, bv. artikel 151, § 6, om een evaluatie van de korpschefs van de Zetel mogelijk te maken.

Bovendien werd voorgesteld om een kleine en technische aanpassing aan art. 111 van de Grondwet aan te brengen.

B) Vervolgens somde de ministerraad een tweede reeks van bepalingen op, betreffende de “rechten en vrijheden”, o.a. het invoegen van een nieuw artikel m.b.t. het recht op veiligheid.

Voorgesteld werd ook om twee nieuwe bepalingen in titel III van de Grondwet op te nemen, o.a. met het oog op gewestelijke volksraadplegingen. Internationale rechtscolleges zouden worden vermeld in de Grondwet, de bevoegdheden van het Grondwettelijk Hof en van het Rekenhof worden uitgebreid enz.

C) De derde en belangrijkste reeks heeft betrekking op artikels met als doel: “een grondige hervorming van de politieke instellingen van ons land en die ook de instellingen wil aanpassen aan de federale staatsstructuur”.

Allereerst betreft dit een reeks artikels over de samenstelling van de Senaat, vervolgens over de bevoegdheden van de Senaat en over de Kamer van Volksvertegenwoordigers (o.a. om een federale kieskring in te voegen) en, tenslotte, een aantal bepalingen “om het federaal bicameraal systeem te vervolmaken”. (sic)

D) Een vierde reeks gaat over de constitutieve autonomie voor het Brussels gewest en de Duitstalige gemeenschap, de onverenigbaarheid van een kandidatuur voor de verkiezingen van het federale parlement en voor de gewest- en gemeenschapsparlementen en over de “versterking van de efficiëntie” van de lokale besturen.

Wat artikel 195 betreft wordt het volgende vermeld:

ten slotte stelt de regering voor artikel 195 voor herziening vatbaar te verklaren om de procedure tot herziening van de grondwet te herzien”. (Persbericht van de ministerraad van 4 mei 2010, Herziening van de grondwet).

De regering laat hier echter na om informatie te geven over de aard en de motivatie van de wijziging, wat in tegenspraak is met art. 195, eerste lid van de Grondwet, dat voorschrijft dat de redenen van de wijziging moeten opgegeven worden.

Het regeerakkoord bevat een aantal grondwetsherzieningen van artikels die niet tot herziening vatbaar verklaard zijn:

–    Het nieuwe kiesstelsel in de faciliteitengemeenten

–    Een deel van de Senaatshervorming

–    De regeling voor het gerechtelijk arrondissement BHV

–    Het toezicht van het Grondwettelijk Hof op de federale loyauteit

–    De inschrijving van het recht op kinderbijslag in de Grondwet

–    De volledige uitoefening van de autonomie van de Gewesten ten aanzien van de provincies, zonder afbreuk te doen aan de huidige specifieke bepalingen van de pacificatiewet en aan die van de functie van de gouverneurs

–    De mogelijkheid dat de deelstaten een belangenconflict inroepen als de federale overheid de belastbare basis van de personenbelasting herziet

–    De aanpassing van artikel 144 van de Grondwet
Opvallend is dat van de artikels die wel tot herziening vatbaar verklaard werden, bijna niets wordt verwezenlijkt. Anderzijds willen de “acht partijen” wel artikels van de Grondwet veranderen die niet ter herziening vatbaar verklaard werden en waarover het oordeel van de kiezer dus niet gevraagd werd.

De manier waarop dit wordt doorgevoerd is, op zijn zachtst gezegd twijfelachtig. Kort gezegd komt het erop neer dat artikel 195 van de Grondwet tot 2014 – de duur van deze voorziene regeerperiode – opgeschort wordt. Het is opvallend dat over deze methode met geen woord gerept wordt in het regeerakkoord. Nochtans is artikel 195 van de Grondwet van kapitaal belang en vormt het samen met artikel 187 een pijler van onze rechtsstaat:

De Grondwet kan noch geheel, noch ten dele worden geschorst”.

Welnu, het is net dat wat de “acht partijen” willen doen. Ze willen immers eerst artikel 195 schorsen, waardoor elk artikel van de Grondwet veranderd kan worden. Daarna wordt artikel 195 terug ingevoerd. Concreet betekent dat, dat de constituante gedurende 700 tot 800 dagen artikel 195 wil opschorten, wat manifest in strijd is met artikel 187 van de Grondwet. Anders gezegd, als de regering en de ecologisten doen wat ze zeggen, begeven ze zich in de illegaliteit.

Was dit al in het voorjaar van 2010 de bedoeling? Het valt moeilijk te zeggen, temeer daar de wetgever tijdens de vorige legislatuur zowel artikel 195 als een hoop andere artikels wou wijzigen. Maar als het de bedoeling is om artikel 195 te “wijzigen” in de zin die men nu wil, dan moest men in 2010 al die andere artikels niet ter herziening vatbaar verklaren!
Naast de onbetwistbare illegaliteit van deze maatregel, worden nog andere burgerrechten geschonden.

–    Allereerst het recht om in geval van een grondwetswijziging de kamers te ontbinden en daardoor de burgers het recht te geven om zich in vrije verkiezingen uit te spreken over het geplande beleid (art. 46, art. 195 Belg. GW).

–    De vrijheid van mening (art. 19 Belg. GW) wordt zo ernstig bedreigd en gefnuikt, net als het genot van de rechten en vrijheden van de Belgen (art. 11 Belg. GW), i.c. het kiesrecht (art. 62 Belg. GW).

–    Het recht op informatie van overheidswege is hier blijkbaar niets waard, gelet op het feit dat de ontslagnemende regering in mei 2010 de burger een lijst te wijzigen artikels voorlegde, waarmee vrijwel niets wordt gedaan.
Zo werd de kiezer op slinkse wijze om de tuin geleid en wordt de grondwet op schaamteloze wijze verkracht om één van de belangrijkste instellingen van de Belgische staat te ontmantelen ! Dit schijnt ons een zeer ernstige vorm van kiezersbedrog.
Daarenboven opent zulke maatregel een gevaarlijk precedent. Immers, indien de hele Grondwet kan gewijzigd worden, kan een constituante ook de burgerrechten aan de kant schuiven, bv. door het eigendomsrecht, het briefgeheim, de vrijheid van vereniging, van drukpers, de onschendbaarheid van de woning… af te schaffen of in te perken. Men kan zich afvragen waar de almacht van een constituante – die door geen enkel Belgisch orgaan gecontroleerd wordt – dan wel stopt…

IV. Antecedenten

De Belgische Grondwetgever heeft in 1831 de constitutionele regeling, die vandaag in artikel 187 vervat zit, nl. het verbod om de Grondwet op te schorten, als voorzorgsmaatregel ingevoerd. Op de opmerking van een lid van het Nationaal Congres d.d. 7 februari 1831 dat dit artikel overbodig was omdat enkel een revolutie of staatsgreep de Grondwet kon omverwerpen antwoordde de Brugse magistraat F.J. Beyts – van wie de uiteindelijke formulering van het huidige artikel 187 komt – gevat: “Maar men zou wel de Grondwet kunnen opschorten onder het voorwendsel van ze te verbeteren, zoals zo vaak gebeurd is…” (E. HUYTTENS, Discussions du Congrès national de Belgique, Brussel, 1844, Tome 2, p. 464-465).

De Weimarrepubliek (1919-1933) had in zijn Grondwet een artikel ingeschreven dat zeer veel gelijkenissen vertoont met artikel 195 van de Belg. GW. Het luidde:

De Grondwet kan door de wet geamendeerd worden. Constitutionele veranderingen bekomen slechts dan geldig, wanneer tenminste 2/3de van de leden [van de Rijksdag] aanwezig zijn en 2/3de van de aanwezige leden stemmen voor het amendement. Beslissing van de Reichsrath aangaande een grondwettelijk amendement benodigen eveneens een 2/3de meerderheid. […] Als de Rijksdag beslist om de Grondwet te amenderen, tegen de wil van de Reichsrath in, mag de rijkspresident het amendement niet afkondigen als de Reichsrath binnen een periode van twee weken vraagt om een plebiscite te houden”.  (art. 76 in Die Verfassung des Deutschen Reiches vom 14. August 1919, Leipzig, 1919).

Deze Grondwet voorzag echter, i.t.t. de Belgische, niet in verplichte verkiezingen vóór de wijziging ervan. Bovendien kende de Weimarrepubliek het systeem van “machtigingswetten”, die in principe alleen in periode van crisis werden uitgevaardigd, waardoor de regering buiten het systeem van parlementaire controle viel. Dit soort wetten stond echter niet in de Weimargrondwet ingeschreven, maar werd met een 2/3de meerderheid aangenomen. In 1933 buitte Hitler, die in januari van dat jaar tot rijkskanselier benoemd was, het systeem ten volle uit. Hij vaardigde het  “Gesetz zur Behebung der Not von Volk und Reich” uit, waardoor de regering wetten kon uitvaardigen die buiten het grondwettelijk kader vielen en niet meer door het parlement gecontroleerd moesten worden…

De in artikel 187 en 195 van de Belgische Grondwet vastgelegde bepalingen zijn bijgevolg niet zomaar vrijblijvende of aanvullende artikels. Het zijn de fundamenten waarop de staatsorde berust.

V. Vaststellingen

We stellen nochtans vast dat:

–    de vorige regering, in strijd met de rechtspraak van het Hof van Cassatie de notie van lopende zaken uitgebreid heeft tot het voor herziening vatbaar verklaren van de Grondwet;

–    de lijst van de te herziene grondwetsartikels enerzijds “gewone” artikels bevat en anderzijds artikel 195 waardoor de héle Grondwet gewijzigd kan worden;

–    de wetgever zich nochtans niet getroost heeft om deze wel zeer vreemde handelswijze uit te leggen, noch om te motiveren waarom en in welke zin ze artikel 195 wilde wijzigen;

–    de partijen die deze hervorming wilden doorvoeren door de kiezer afgestraft zijn;

–    in weerwil van het vorige punt, de regering en de groene partijen besloten hebben om artikel 195 tijdelijk te “bevriezen” om nieuwe grondwettelijke maatregelen zonder verkiezing door te voeren en om daarna desbetreffend artikel opnieuw in te voeren. Dat is een de facto en de iure opschorting;

–    deze handelswijze in strijd is met artikel 187 van de Grondwet;

–    de regering die zo handelt, zich in de illegaliteit begeeft;

–    de regering bovendien niet handelt in het belang van België en de Belgen, maar om anti-Belgische nationalisten en separatisten te plezieren door o.a. een belangrijke Belgische instelling – de Senaat – tot een holle doos te maken, een meertalige kieskring te splitsen en in een gerechtelijk arrondissement taalapartheid door te voeren;

–    de regering op een illegale wijze de Belgische staat in haar hart wil treffen en nieuwe toekomstige staatsgrenzen (BHV) wil trekken;

–    de regering bovendien van de gelegenheid gebruik maakt om belangrijke elementaire burgerlijke vrijheden op te schorten zoals de a priori controle van de grondwetsherziening door de kiezer;

–    de regering hier aan flagrant machtsmisbruik doet door de burger foutief te informeren, zowel vóór de verkiezingen (te herziene grondwetsartikels) als erna (een volstrekt illegale grondwetsherziening wordt als doodnormaal afgeschilderd).

–    indien de regering deze handelswijze doorzet, ze bovendien een zeer gevaarlijk precedent schept, zoals het verleden overtuigend aantoont; ze kan zo zelfs – nu of in de toekomst – de staat zelf en de grondrechten van de Belgen opheffen; als de N-VA of het VB aan de macht komen, zullen ze dat ook doen.

–    dat de drie bovengrondwettelijke decreten (18, 22 en 24 november 1831) nochtans de afschaffing van België verbieden; zij luiden:

1)    De onafhankelijkheid van het Belgische volk

In de naam van het Belgische volk roept het Nationaal Congres de onafhankelijkheid van het Belgische volk uit, behalve daar waar het Luxemburg betreft in zijn relaties met de Duitse Bond” (De Duitse Bond was een losse federatie van Duitse vorstendommen die van 1815 tot 1871 bestond. Luxemburg maakte in 1831 nog geheel deel uit van België, maar behoorde ook tot de Duitse Bond)

2)    Regeringsvorm van België

In de naam van het Belgische volk verklaart het Nationaal Congres dat het Belgische volk als regeringsvorm de constitutionele vertegenwoordigende monarchie aanneemt onder een erfelijk staatshoofd

3)    Uitsluiting ten eeuwigen dage van het Huis Oranje-Nassau van elke macht in België

In de naam van het Belgische volk verklaart het Nationaal Congres dat de leden van de familie Oranje-Nassau ten eeuwigen dage van elk gezag in België uitgesloten zijn”.
Het doel van deze “bovengrondwettelijke decreten” was om ze te onttrekken aan elke mogelijke toekomstige grondwetswijziging. Het Koninkrijk België kan dus niet opgeheven worden, zelfs niet wanneer men de Grondwet zou opschorten (wat per definitie al verboden is).

De Koning staat volgens artikel 91, 3de lid van de Grondwet garant voor de naleving van dit eerste decreet. Bijgevolg mag hij deze ongrondwettelijke grondwetsherziening, die een verdoken staatsgreep is, nooit bekrachtigen en moet. Hij kan en moet van zijn vetorecht ter zake gebruik maken (art. 109 Belg. GW).

VI. Besluit

Professor Filip Reyntjens van de Universiteit van Antwerpen verklaarde op 10 januari 2012 in de krant De Standaard m.b.t. tot deze ongrondwettelijke grondwetsherziening: “Dit is de schande voorbij.” De B.U.B. kan hem in deze alleen maar gelijk geven. Maar waar zijn plots de Delpérés, Deschouwers en Maddensen van deze wereld naartoe? Waarom reageren de grondwetspecialisten en politicologen nu niet? 

Deze anti-Belgische particratie heeft geen enkele legitimiteit om deze staatshervorming door te voeren. In andere meertalige landen als Zwitserland, het Verenigd Koninkrijk en Canada worden er referenda gehouden voor veel minder belangrijke grondwetsherzieningen. In eigen land worden zelfs volksraadplegingen georganiseerd over bruggen en parkings. Maar als het gaat om de afschaffing van en het respect voor de fundamenten van de Belgische staat is de mening van de burgers ineens niet meer belangrijk.

Sterker nog: zelfs de Grondwet moet ervoor opgeschort worden. Bovendien gebeurt dit in een context waarin de Europese Unie het Hongaarse regime de les spelt over haar ondemocratische grondwetsherziening en dreigt met sancties. Moet nu niet hetzelfde gebeuren tegen de huidige machthebbers in België? Deze grondwetsherziening, a fortiori als ze op deze wijze wordt doorgevoerd, is een misdaad tegen België en de Belgen en dient op de gepaste wijze bestraft te worden.

In elk geval mag onze vorst onder geen enkel beding zijn handtekening onder deze ongrondwettelijke schande plaatsen.

DE STANDAARD

Zappen met een vodje papier

•    dinsdag 10 januari 2012
•    Auteur: FILIP REYNTJENS

Haast en spoed is zelden goed, wisten ze in 1831 al. Vandaar artikel 195 in de grondwet, die het snel-snel wijzigen van een wet onmogelijk moet maken. En die schaft de regering nu eventjes af, stelt FILIP REYNTJENS verbaasd vast.

Ik moest even in mijn ogen wrijven toen ik in deze krant las dat de regering van plan is artikel 195 van de grondwet te schrappen ‘voor de duur van deze regeerperiode’ (‘Grondwetswijziging om grondwet te kunnen wijzigen’ DS 9 januari). De laatste weken hebben we al wat haastwerk gezien maar dit is er vér over. Artikel195, dat al in de grondwet staat sinds 1831, zegt dat een bepaling slechts kan worden herzien na een ingewikkeld proces: het parlement verklaart ze eerst voor herziening vatbaar, en pas na verkiezingen kan het nieuwe parlement de bepaling ook effectief wijzigen. De grondwetgever wilde, precies, haastwerk vermijden en de voorgenomen wijziging aan de wil van de kiezer onderwerpen.

Nu zijn er goede redenen om artikel 195 te herzien. In de praktijk zijn grondwetswijzigingen meestal niet de inzet van verkiezingen, het proces is overmatig stroef, en – voor zover mij bekend – zijn er elders in de wereld geen andere voorbeelden van zulke ingewikkelde procedures. Weliswaar moet een grondwet voldoende beschermd zijn tegen politieke overwegingen op de korte termijn, maar hij moet ook kunnen worden aangepast aan omstandigheden die sneller evolueren dan in de 19de eeuw.
Nadat de roerende voorheffing werd behouden op 15 procent voor één uitgifte van staatsbons (daarover zullen we, denk ik, nog wel iets horen van het Grondwettelijk Hof en de Europese Commissie), wil de regering dus nu, voor één keer en voor de duur van de legislatuur die haar nog rest, een artikel van de grondwet opschorten, want daar komt het op neer. Daarna wordt de regeling van artikel 195 terug ingevoerd.

Houvast

Dat staat uiteraard haaks op geheel de filosofie van het artikel in kwestie, maar ook op die van een grondwet zelf, die houvast moet bieden voor een periode die langer is dan een halve legislatuur en die precies bescherming wil bieden tegen opportunistische overwegingen van een toevallige meerderheid. Principieel is hetgeen de regering nu wil niet anders dan, ik noem maar iets, het schrappen voor een beperkte periode van artikel 16 van de grondwet, dat het eigendomsrecht beschermt, omdat de regering ‘dringend’ een gebouw moet kunnen onteigenen.

In een vroeger leven was ik specialist in het grondwettelijk recht, maar ik ben sedert enkele decennia meer bezig met Afrika, en ik herken dit soort dingen dus wel. Leo Tindemans zei ooit dat hij de grondwet niet beschouwde als een ‘vodje papier’, maar deze regering denkt daar blijkbaar anders over en volgt liever het voorbeeld van haar Afrikaanse evenknieën. Overigens is haar intentie intern inconsistent. De regering zou immers kunnen voorstellen artikel 195 te herzien, maar dan voorgoed. Zoals gezegd is daar veel voor te zeggen. Maar nu vindt de regering blijkbaar dat die bepaling intrinsiek waardevol is – anders zou ze het wetsartikel nadien niet opnieuw willen invoeren, weliswaar na een kortstondige ‘opschorting’ die haar blijkbaar uitkomt. Dat de regering zelfs maar overweegt even met de grondwet te zappen, is de schande voorbij.