TINDEMANS OVERLEDEN: HIJ WAARSCHUWDE VOOR HET TAALFEDERALISME – DECES DE TINDEMANS: IL METTAIT EN GARDE CONTRE LE FEDERALISME LINGUISTIQUE

FEDERALIST TEGEN ZIJN ZIN

Op 26 december 2014 is minister van staat en vroeger eerste minister Leo Tindemans (CVP) op 92-jarige leeftijd in de provincie Antwerpen gestorven. Na Martens (oktober 2013) en Dehaene (mei 2014) is hij zo de derde ex-premier die op iets meer dan één jaar tijd is overleden. Hij was de minst flamingantische van de drie. Wellicht was hij ook de laatste nog levende Belgische staatsman. Hij waarschuwde terecht voor de gevaren van het taalfederalisme, dat volgens hem de Belgen verdeelde, maar niet ‘federeerde’. Toch blijft hij controversieel aangezien hij de mede-uitvinder van de gewesten en gemeenschappen was.

Tindemans werd op 16 april 1922 in de provincie Antwerpen geboren. Na de tweede wereldoorlog studeerde hij economie aan de universiteit van Gent. In de zestiger jaren behaalde hij nog een diploma in de politieke wetenschappen aan de universiteit van Leuven.

Federalisme in 1970

In 1961 werd hij volksvertegenwoordiger voor de CVP ter vervanging van het overleden parlementslid Frans Van Cauwelaert. In 1965 werd hij door de Koning benoemd tot burgemeester van Edegem, een gemeente in de provincie Antwerpen. In 1968 werd hij minister van communautaire betrekkingen in de regering Eyskens. In deze functie bereidde hij de staatshervorming van 1970 voor waarbij België met hulp van “Waals”- en “Vlaams”-nationalisten op wederrechtelijke wijze van een unitaire in een federale staat met gemeenschappen en gewesten werd omgevormd. Deze hervorming was wederrechtelijk ondermeer omdat de creatie van de gemeenschappen en de gewesten niet in de verklaring tot herziening van de grondwet was vermeld. Nochtans was Tindemans tevreden met “zijn” staatshervorming. Het is juist dat er door deze hervorming amper werd geraakt aan de unitaire inrichting van de staatsinstellingen, maar toch heeft Tindemans – wellicht onbedoeld – de basis gelegd voor het catastrofale taalfederalisme van het hedendaagse België.

Het Egmontpact

In 1977 viel de regering en na de vervroegde verkiezingen wist Tindemans een regering van christendemocraten, socialisten en regionalisten op de been te brengen. Voor het eerst waren de “Vlaams”- en francofoon-nationalistische partijen (respectievelijk Volksunie en FDF) ook in de regering vertegenwoordigd. Vooral de Volksunie en de PS (met voorzitter André Cools) drongen aan op een doorgedreven federalisme. Ondertussen waren de unitaire politieke partijen ook gesplitst (de BSP als laatste in 1978). De pas gesplitste partijen wisten na lang onderhandelen een akkoord te bereiken over een nieuwe staatshervorming, het zogenaamde Egmontpact. Oud-premier Wilfried Martens schreef in zijn memoires dat Tindemans gekant was tegen nieuwe splitsingen van bevoegdheden, maar dat hij ertoe verplicht werd door de partijen. Bij de flaminganten stootte het regeringsakkoord ook op sterk verzet van nationalistische aard, niet alleen bij de Volksunie maar ook in Tindemans’ eigen CVP. Een heikel punt voor de flaminganten bleek het (in de tijd beperkte) inschrijvingsrecht voor Franstaligen van de rand in Brussel in ruil voor de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde (BHV). Toen ook de Raad Van State in een spoedadvies kritisch was over de grondwettelijkheid van een aantal punten van het ingewikkelde en veelomvattende akkoord, wilden de Nederlandstalige partijen opnieuw onderhandelen, maar de Franstalige partijen weigerden dat. De BSP splitste zich hierna in een Nederlandstalige en een Franstalige partij op (SP en PS). Tindemans kondigde vervolgens op 11 oktober 1978 in de Kamer onverwacht het ontslag van de regering aan met de legendarische woorden:

Voor mij is de grondwet geen vodje papier. (…) Ik ga van deze tribune weg, ik ga naar de koning en ik bied het ontslag van de regering aan.

Hij nam het namelijk niet dat de partijvoorzitters (Martens, Van Miert, Cools, Nothomb, Schiltz) hem, tegen het advies van de Raad van State in, het Egmontpact wilden opleggen.

Tegen het federalisme en de particratie

Tindemans was een anti-federalist. Dit hebben zowel Wilfried Martens als Mark Eyskens nadien bevestigd. Die laatste zei hierover: “Tindemans was […] een vrij koele minnaar van de toenemende federalisering van België omdat hij vreesde dat dit vroeg of laat zou leiden tot het uit elkaar vallen van het land” (deredactie.be, 26.12.14). Martens schreef in zijn memoires dat Tindemans in 1977 niet in de richting van een verdere federalisering wou gaan. We citeren: “Toen vervolgens het Egmontpact werd gesloten, stond hij zeer afstandelijk tegenover de federale bepalingen ervan.” (W. MARTENS, De memoires: Luctor et Emergo, Tielt, 2006, p. 173).

Bovendien stond Tindemans ook afkerig t.o.v. de particratie. In zijn dagboek noteerde Tindemans op 3 oktober 1977 (een week voor hij het pact kelderde) een gesprek dat hij voerde met Jan De Meyer, professor staatsrecht aan de KU Leuven. Aan het woord is De Meyer: ‘Ik wist niet dat het zo erg was. Dit is erger dan een junta van kolonels die dicteert [hij bedoelde de particratie]. Ik heb enkel maar misprijzen voor de staatshervorming; dit kan nooit werken en het is bovendien vernederend. U moet het land wakker schudden. Het dient te weten wat er gaande is” (opgenomen in L. TINDEMANS, De Memoires, Tielt, 2002, p. 382). Martens heeft Tindemans nooit vergeven dat hij het Egmontpact kelderde en noemde hem daarom “de slechtste mens ter wereld”. Tindemans zei over de flamingant Martens dan weer (terecht): “Hij is geen echte christen-democraat. Hij is het nooit geweest” (HLN, 26.12.14). Vanaf de jaren 1980 maakten de partijvoorzitters de dienst uit in België en hield de particratie en haar pers België in een wurggreep, net zoals Tindemans gevreesd had.

Aan de kant geschoven in de nationale politiek

In 1981 kreeg Tindemans de portefeuille van buitenlandse zaken in de regering Martens. In 1989 verliet hij de nationale politiek en koos hij voor het Europese parlement. Tindemans verliet de actieve politiek in 1999.

Tindemans was een zeer populair politicus (hij kreeg tot bijna 1 miljoen stemmen in 1979 bij de Europese verkiezingen), maar hij heeft deze populariteit niet in het voordeel van de Belgen kunnen gebruiken. Ook Martens was in zijn memoires deze mening toegedaan, ook al zal hij dat als flamingant uiteraard niet in dezelfde zin als de B.U.B. bedoeld hebben. Volgens oud-premier Marc Eyskens was Tindemans gekant tegen de verdere federalisering van België op basis van gewesten en gemeenschappen omdat dit systeem tot het einde van België zou leiden. In 1971 heeft Leo Tindemans die waarschuwing nog eens in de volgende bewoordingen herhaald:

Ik heb geen enkel, maar ook geen enkel vooroordeel tegen een federaal systeem. Indien het ons land beter zou organiseren, met minder wrijvingen en zonder verlies van welvaart, dan zou men wel gek zijn het niet te aanvaarden. Maar de grootste specialisten in de wereld die ik daarover geconsulteerd heb, hebben mij gezegd dat het federalisme met twee (…) een contradictio in terminis is. Federalisme met twee, zeggen ze mij, is geen federalisme; het is de juxtapositie van twee volken die een tegenovergestelde richting uitgaan.” (Leo Tindemans, Parlementaire Handelingen, Senaat, 7 juli 1971, p. 2368).

In die context is het raar dat Tindemans lid van de uiterst flamingantische partij CD&V is gebleven, die zelfs van 2004 tot 2008 samen met de separatistische N-VA een kartel vormde.

Ironisch genoeg werd er op de congressen van de traditionele partijen in de jaren zestig ook gewezen op de separatistische gevaren van een (feitelijk) bipolair federalisme zoals we dat vandaag kennen. Een “federalisme met 2” (“Vlaams” en “Waals” gewest) of met “2 en een half” (Brussels gewest) en een kwart (Duitstalige gemeenschap) kan inderdaad niet werken omdat het in se twee entiteiten tegen elkaar opzet. Brussel en de Duitstalige gemeenschap zijn te klein om gelijk welke rol van arbiter, laat staan van tegenpolen, te spelen. Bovendien is het taalfederalisme nationalistisch geïnspireerd en nationalisme is een bron van veel kwaad en menselijk leed in de wereld. Alleen het unitaire België gebaseerd op de 9 historische provincies kan aan België de politiek-communautaire rust verschaffen die ons land broodnodig heeft om zijn plaats als sterke wereldnatie terug te vinden. Tindemans was zich hier ongetwijfeld bewust van. Hij was volgens de B.U.B. dan ook een federalist tegen zijn zin.

 

UN FEDERALISTE MALGRE LUI

Le 26 décembre 2014, le ministre d’Etat et ancien premier ministre Leo Tindemans (CVP) est décédé à l’âge de 92 ans en province d’Anvers. Après Martens (octobre 2013) et Dehaene (mai 2014), il est ainsi le troisième ancien premier ministre qui meurt en un peu plus d’un an. Il était le moins flamingant des trois. Probablement, il fut également le dernier homme d’Etat belge en vie. Il nous avertissait à juste titre des dangers du fédéralisme linguistique, qui selon lui, divisait les Belges au lieu de les fédérer. Il reste pourtant controversé parce qu’il était le co-inventeur des communautés et régions.

Tindemans est né le 16 avril 1922 en province d’Anvers. Après la deuxième guerre mondiale, il a étudié l’économie à l’université de Gand. Dans les années 60, il obtenait aussi un diplôme en sciences politiques à l’université de Louvain.

En 1961, il devint député pour le CVP en remplacement du parlementaire décédé Frans Van Cauwelaert. En 1965, il a été nommé par le Roi comme bourgmestre d’Edegem, une commune en province d’Anvers. En 1968, il devient ministre de relations communautaires dans le gouvernement Eyskens. Dans cette fonction, il a préparé la réforme de l’Etat de 1970 qui a transformé la Belgique avec l’aide des nationalistes « wallons » et « flamands » de façon illégale d’un Etat unitaire en un Etat fédéral basé sur des communautés et des régions. Cette réforme était illégale notamment parce que la création des communautés et régions n’était pas prévue dans la déclaration de révision de la constitution. Néanmoins, Tindemans était content de « sa » réforme de l’Etat. Il faut dire à sa décharge que cette réforme a en grande partie épargné le caractère unitaire des institutions étatiques, mais Tindemans a tout de même –  probablement involontairement – fondé le système fédéral catastrophique que la Belgique connaît aujourd’hui.

Le fédéralisme en 1970

En 1977, après la chute du gouvernement et les élections anticipées, Tindemans a réussi à constituer un gouvernement de chrétiens-démocrates, de socialistes et de régionalistes. Pour la première fois, les partis nationalistes francophone et flamingant (respectivement le FDF et la Volksunie) furent représentés au gouvernement. Surtout la Volksunie et le PS (avec son président André Cools) insistaient sur un fédéralisme poussé. Entretemps, les partis politiques unitaires furent scindés (le PSB comme dernier en 1978). Les partis désormais scindés ont pu atteindre un accord sur la nouvelle réforme de l’Etat après de longues négociations, le fameux Pacte d’Egmont. L’ancien premier ministre Wilfried Martens écrivit dans ses mémoires que Tindemans était opposé à de nouvelles scissions de compétences, mais qu’il y était forcé par les partis. Chez les flamingants, l’accord gouvernemental se heurtait aussi à une forte opposition de nature nationaliste, non seulement à la Volksunie, mais aussi au sein du CVP de Tindemans. Un point épineux pour les flamingants fut le droit d’inscription (limité dans le temps) des francophones limité dans le tempsde la périphérie à Bruxelles en échange de la scission de l’arrondissement électoral de Bruxelles-Hal-Vilvorde (BHV). Lorsqu’aussi le Conseil d’Etat critiquait le caractère anticonstitutionnel de certains points de cet accord complexe et étendu, les partis néerlandophones voulaient le renégocier, ce que les partis francophones refusaient. Suite à cela, le PSB s’est scindé en un parti néerlandophone et un parti francophone (SP et PS). Le 11 octobre 1978, Tindemans annonça inopinément à la Chambre la démission du gouvernement en prononçant ces paroles légendaires :

« Pour moi, la constitution n’est pas un bout de papier. (…) Je quitte cette tribune, je me rends chez le Roi et j’offre la démission du gouvernement. »

Il s’opposait surtout au fait que les présidents de parti (Martens, Van Miert, Cools, Nothomb, Schiltz) voulaient lui imposer le Pacte d’Egmont, contre l’avis du Conseil d’Etat.

Contre le fédéralisme et contre la particratie 

Tindemans était contre le fédéralisme. Tant Wilfried Martens que Mark Eyskens l’ont affirmé par après. Ce dernier déclarait à ce sujet: “Tindemans n’était pas […] vraiment un partisan de la fédéralisation progressive de la Belgique, vu qu’il estimait que cela mènerait tôt ou tard à la scission du pays” (deredactie.be, 26.12.14). Martens a écrit dans ces mémoires que Tindemans ne voulait pas fédéraliser le pays davantage en 1977. Nous citons: “Lorsque l’on avait ensuite conclu le pacte d’Egmont, il se montrait très réservé quant aux dispositions fédérales du texte” (W. MARTENS, De memoires: Luctor et Emergo, Tielt, 2006, p. 173).

Qui plus est, Tindemans était également opposé à la particratie. Dans son journal intime, Tindemans notait le 3 octobre 1977 (une semaine avant qu’il ait torpillé le pacte) une conversation avec Jan De Meyer, professeur en droit constitutionnel à la KU Leuven. Ce dernier déclara: “J’ignorais que c’était tellement grave. Ceci est pire qu’une junte de colonels qui dicte la loi [il visait la particratie]. Je n’ai que du dédain pour la réforme de l’Etat; cela ne peut jamais fonctionner et c’est en plus humiliant. Vous devez réveiller le pays. Il doit savoir ce qui se passe”. (L. TINDEMANS, De Memoires, Tielt, 2002, p. 382). Martens n’a jamais pardonné le torpillage par Tindemans du pacte d’Egmont et le nommait “le pire homme au monde”. Tindemans, lui, décrivait le flamingant Martens (à juste titre) ainsi: “Ce n’est pas un véritable chrétien-démocrate. Il ne l’a jamais été” (HLN, 26.12.14). A partir des années 1980, les présidents de partis gouvernaient la Belgique. La particratie et sa presse se sont mises à étrangler la démocratie belge, tout comme Tindemans le craignait.

En 1981, Tindemans devint ministre des affaires étrangères dans le gouvernement Martens. En 1989, il quitta la politique nationale et passa au parlement européen. En 1999, il a arrêté sa carrière politique.

Ecarté de la politique nationale

Tindemans fut un homme politique très populaire (il a obtenu presqu’un million de voix lors des élections européennes en 1979), mais il n’a pas pu utiliser cette popularité à l’avantage des Belges. Aussi Martens était-il du même avis dans ses mémoires, même si lui en tant que flamingant voyait cela évidemment dans un autre sens que le B.U.B.. Selon l’ancien premier ministre Marc Eyskens, Tindemans était opposé à la fédéralisation plus poussée de la Belgique sur la base des communautés et régions parce que ce système mènerait à la fin de la Belgique. En 1970, Leo Tindemans a réitéré l’avertissement en déclarant :

« Je n’ai aucun préjugé contre un système fédéral. Si ce système mènait à une meilleure gestion du pays, avec moins de frictions et sans perte de prospérité, il serait idiot de ne pas l’accepter. Mais, les plus grands spécialistes au monde que j’ai consultés à ce sujet, m’ont dit que le fédéralisme à deux (…) est une contradiction in terminis. Le fédéralisme à deux, ils me disent, n’est pas du fédéralisme ; c’est la juxtaposition de deux peuples qui évoluent en sens contraire” (Leo Tindemans, Annales Parlementaires du Sénat, 7 juillet 1971, p. 2368).

Dans ce contexte, il est étrange que Tindemans soit resté membre du parti ultra-flamingant CD&V, qui a même formé un cartel avec le parti séparatiste N-VA de 2004 à 2008.

De façon ironique, aux congrès des partis traditionnels des années 60, on a aussi mis en garde contre les dangers séparatistes d’un fédéralisme bipolaire (de fait) comme nous le connaissons aujourd’hui. Le « fédéralisme à 2 », composé des régions « flamande » et « wallonne » ou à « 2 et demi » (y compris la région bruxelloise) et un quart (y compris la communauté germanophone) ne peut en effet fonctionner parce qu’en réalité, il oppose deux entités l’une contre l’autre. Bruxelles et la communauté germanophone sont trop petits pour jouer un quelconque rôle d’arbitre et encore moins pour servir de contrepoids. De plus, le fédéralisme linguistique est d’inspiration nationaliste tandis que le nationalisme est une source négative qui cause beaucoup de malheur dans le monde. Seule la Belgique unitaire basée sur les 9 provinces historiques peut offrir à la Belgique la stabilité politico-communautaire nécessaire pour lui permettre de redevenir une nation forte sur le plan mondial. Sans doute, Tindemans en était conscient. Il était donc, selon le B.U.B., un fédéraliste malgré lui.