De mythe van 1302 en de Vlaamse Beweging

Gy Vlaming, die dit boek gelezen hebt, overweeg bij de roemrijke daden, welke het bevat, wat Vlaanderen eertijds was, – wat het nu is – en nog meer wat het worden zal, indien gij de heilige voorbeelden uwer vaderen vergeet aldus Hendrik Conscience in 1838 in “De Leeuw Van Vlaanderen”. Het begrip “Vlaanderen” in de hoedanigheid van territoriale omschrijving zoals we die nu kennen dateert van nà 1840, m.a.w. het was pas nadat schrijvers die zich in de romantiek bevonden hun boeken neerpenden dat Vlaanderen méér werd dan het gebied dat Oost-, West- en Frans-Vlaanderen omvat. Wat Conscience (en anderen) deden op het einde van de 19e eeuw is een schoolvoorbeeld van wat historicus Hobsbawm The invention of traditions genoemd heeft. Bepaalde schrijvers en filologen gaan op zoek naar culturele symbolen die wijzen op een mythische ethnie, op een volk dat eeuwig en altijd al één was.

Is er nu sprake van de vorming van een Vlaamse identiteit in 1302? Uiteraard niet, het “patriottisme” van de gewone man beperkte zich tot loyauteit aan de vorst of aan zijn familie of stad. De Guldensporenslag (de term dateert ook uit de late 19e eeuw) is één van de talrijke Middeleeuwse veldslagen, die met het “Vlaanderen” of Vlaams gewest van vandaag weinig of niets te maken heeft. Men moet dit alles contextualiseren in de feodo-vazallitische verhoudingen van de volle Middeleeuwen. In 1297 voelde Gwijde Van Dampierre, Graaf van Vlaanderen zich in zijn belangen gefnuikt door de Franse Koning, van wie hij leenman was. In die periode werd de Graaf tijdelijk vervangen door J. de Chatillon, een andere vazal van de Franse Koning. Tegelijkertijd moest hij ook echter in het graafschap hoofd bieden aan een intern conflict: zo gaf hij steun aan zowel de adel als het gewone volk in hun strijd tegen de poorters (de vrije inwoners van de stad). Deze laatsten hadden immers een zodanige economische macht verkregen (laken-industrie met Engeland) dat ze de interne coherentie van het Graafschap dreigden aan te tasten. In Noord- Italië waren de steden reeds aan het evolueren naar stads-staten, dit zou ook in Vlaanderen het geval kunnen worden, en dat moest ten allen prijze vermeden worden. De Fransen begrepen eigenlijk zelf niet al te veel van de tweespalt die zich in de periode 1297-1302 aftekende tussen Leliaerts (koningsgezinden, de poorters) en Klauwaerts (aanhangers van de graaf). Toen de Franse Koning, Filips de Schone zijn intrede deed in Gent werd hij door het gewone volk zeer hartelijk verwelkomd (hij had een reeks belastingen laten afschaffen). Dit wijst nogmaals op de complexiteit van de verhoudingen (immers nadien zou het “plebs” zich tegen de Koning keren, veel was een zaak van opportunisme).

Te Brugge wist men ondertussen wat er te Gent gebeurde en werd het gewone volk door de poorters monddood gemaakt. Daarop volgden meerdere malen een gewapend treffen tussen poorters,het gewone volk en de de ambachten. Deze twee laatsten gesymboliseerd door de (mythische) figuur van Pieter de Coninck. Ondertussen drukten echter de financiële lasten van de Franse Koning op het gewone volk. Gwijde van Dampierre zag het nut in van een coalitie tussen dezen, en dus ook met de ambachten. In een bloedige opstand te Brugge op 18 mei 1302 (Brugse metten) werden heel wat poorters en Franse soldaten afgemaakt door de gilden olv de Coninck, op de vraag: des Gilden Vriend?. Later werd dit door de Vlaamse Beweging gerecupereerd als “Scilt ende Vrient?. De Vlaamse romantici zagen in hun accaparatie wel één ding over het hoofd: in het middelnederlands wàs het woord voor “schild” al “scilt”…hoe konden de Fransen die zinsnede (volgens de legende werd hen gevraagd de zin correct uit te spreken- ze zouden zich dan verspreken op de “sch”) dan verkeerd uitspreken? Misschien was er wel “scilt ende vrient”, maar dan louter als strijdkreet. Des Gilden Vriend lijkt meer aanvaardbaar, vanuit linguïstisch en historisch standpunt. Inmiddels was een hele reeks coalities afgesloten, zodat- om een lang verhaal kort te maken- op 11 juli 1302 aan de Groeningekouter enerzijds een Vlaams leger stond opgesteld, met soldeniers van Gwijde van Dampierre, waarvan het grootste deel (1500 man uit de kuststreek) onder leiding stond van Gwijde van Namen, uit de Franstalige Naamse klasse van edellieden, anderzijds het Frans leger- te paard- gesteund door een Brabants garnizoen, olv Godevaart van Brabant. Het hertogdom Brabant omvatte toen de huidige provincie Brabant (tot 1995) en de provincie Antwerpen (met delen van wat nu Nederland is inbegrepen). Het leger van Gwijde van Dampierre versloeg het Franse ridderleger, zoals bekend.

Is de Guldensporenslag nu belangrijk? Vanuit historisch oogpunt wel, in die zin dat de westgrenzen van de huidige Benelux werden vastgelegd. De Fransen zouden nooit meer de huidige provincies aan de zee veroveren (Napoléon daargelaten), ondanks verwoede pogingen van Lodewijk XIV in de Nieuwe Tijd. Ook vanuit militair oogpunt is de slag interessant: voor het eerst versloeg een “volksleger” een ridderleger. In de steden was er over het algemeen meer sociale gelijkheid na 1302 (minder Franse belastingsdruk, hoewel de Franse Koning na 1304 sterker werd). Maar daar vocht de Graaf dan weer niet voor, die wilde zijn kroondomein beveiligen en de poorters beteugelen. Het gewone volk trok er zich allemaal niet veel van aan: het had het moeilijk genoeg met te overleven en velen waren zelf leenman van- en dus in dezelfde problemen betrokken dan die van de Graaf. Ook in andere miniatuur-vorstendommen (Namen, Luik…) was dit het geval. Hoe Vlaams was nu de Guldensporenslag? Helemaal niet, het volstaat te verwijzen naar de partijen die meevochten om aan te tonen dat dit met het Vlaams gewest van vandaag niks te maken heeft. De slag bij Woerdingen (1288) (gevochten door de heren van Loon, ongeveer het huidige Limburg tegen hun leenheer de Duitse Keizer) was even belangrijk in het vastleggen van de oostgrenzen van België. Terloops dient hier nog aan toegevoegd dat Loon (Limburg) pas aan het einde van het Ancien Régime aan de Zuidelijke Nederlanden toegevoegd werd. Dit heeft allemaal niets met Vlaanderen te maken. Net als de Vlaamse Leeuw trouwens, die een plagiaat is op Sie sollen ihn nicht haben, den Freien Deutschen Rein, van 5 jaar vroeger. Allemaal 19e eeuws, aftands en historisch incorrect gezwets, dat tegenwoordig ingebed wordt in een pseudo-wetenschappelijk en ultra-nationalistisch discours. Precies 700 jaar geleden ploeterde het toenmalige graafschap Vlaanderen zich in de Kortrijkse modder naar een klinkende overwinning tegen Frankrijk. Het gebeurde op 11 juli. Die dag is voor het hedendaagse Vlaanderen een symbool voor de gemeenschap die wij als Vlamingen vormen. Zulke symbolen zijn belangrijk voor een volk, ze versterken en veruitwendigen de samenhorigheid. Een natie zonder symbolen en dus zonder trots is als een persoon zonder zelfvertrouwen, niet tot handelen in staat. Aldus Geert Bourgeois (N-VA 28/06/2002). Dit doet erg denken aan de woorden van Conscience. En de N-VA voegt er nog aan toe: de Vlaamse Feestdag beleeft in 2002 dus een niet alledaagse jubileumeditie. En dat gaan we vieren! Niet uit heimwee naar een verre veldslag maar door vooruit te kijken naar de plaats van onze Vlaamse natie in Europa en de wereld,
Vooruit kijken? Zeer betwistbaar als u het mij vraagt. Het zal Conscience wellicht zelf allemaal niet veel hebben kunnen schelen: hij was libertijn, Franstalig en Belgischgezind, net als zowat de hele Vlaamse beweging voor 1914. Bovendien schreef hij de tekst over de Guldensporenslag in opdracht van Léopold I: de herinnering aan een heldhaftig “Vlaanderen” zou immers ook de jonge Belgische Staat ten goede komen. Het lijkt erop dat Conscience de Vlaams-nationalisten een vergiftigd geschenk gegeven heeft.