LA REVOLUTION S’ETEND SUR TOUTE LA BELGIQUE (IV) – DE REVOLUTIE DEINT OVER HEEL BELGIË UIT (IV)

Image – Afbeelding : Scène de rue de 1830. Des figures typiques sont le vendeur de chansons, la femme d’un patricien, un vendeur de timbres, un membre de la garde civique, un patriote et un receveur des postes; Straattafereel uit 1830. Typische figuren zijn de liedjesverkoper, een patriciersvrouw, een postzegelverkoper, een lid van de burgerwacht, een patriot en een postmeester. (Franz, Vernal, Jo Gerard, 1830, De Belgische Revolutie, Brussel, Bruxelles, ombard, 1980, p. 53)

LE ROI DES PAYS-BAS TENTE DE GAGNER DU TEMPS

Le B.U.B. a expliqué dans ses deux premiers textes (I et II) qu’après l’insurrection populaire du 25, 26 et 27 août 1830 à Bruxelles, la bourgeoisie a repris la sécurité en mains en formant une garde bourgeoise qui a rapidement ramené l’ordre public. Dès le 28 août 1830, la bourgeoisie, dont Alexandre Gendebien, souhaitait obtenir un « redressement des griefs » de la part du régime hollandais. Mais la vraie confrontation n’a pas eu lieu avant la nuit du 22 au 23 septembre 1830.

Aussi à Liège, la bourgeoisie constituait une commission de sûreté sous la direction de Charles Rogier. Louvain chassait en premier les soldats hollandais. Toutes les villes belges, sauf Gand et  Anvers, où il y avait beaucoup d’Orangistes, mettaient fin à l’occupation hollandaise. Il s’agissait d’une révolte tant du peuple que de la bourgeoisie. Une des causes étaient en effet la mauvaise situation économique, notamment en raison des moissons ratées de 1829 et 1830 (voir aussi notre premier texte).

Le 31 août, le roi recevait une délégation liégeoise et bruxelloise à La Haye. L’une et l’autre demandaient le renvoi du ministre de la Justice Van Maanen et la réunion des Etats généraux en vue du redressement des griefs. Le roi convoquait effectivement les Etats généraux le 28 août pour une session extraordinaire du 13 septembre et ne prenait aucun autre engagement.

La 5 septembre 1830, les rebelles demandaient la séparation administrative des Pays-Bas au fils du roi, le Prince d’Orange, qui était assez favorable à la cause belge. On lui promettait même le trône belge. Il allait défendre cette idée chez son père, mais celui-ci ne voulait pas encore prendre position. Un lien dynastique avec la Hollande serait donc maintenue selon la proposition belge. Le ministre Van Maanen démissionnait le 6 septembre, mais cela avait peu d’effet.

En Belgique, la bourgeoisie attendait avec impatience la décision des Etats généraux. Le 11 septembre, une Commission de sûreté publique a été installée par la garde bourgeoise à Bruxelles.

Le 15 septembre, le discours du roi provoquait de nouveau une déception. Un club dit « Réunion centrale » fut instauré composé d’un président bruxellois Ducpétiaux, un vice-président liégeois Rogier et un vice-président brugeois Rodenbach.

Dans un climat de tension croissante, la Commission de sûreté fut dissoute le 20 septembre et Bruxelles se trouvait sans direction.

Le 21 septembre, le fils cadet du roi, le Prince Frédéric, arrivait à Vilvorde avec son armée de 10.000 hommes et annonçait son entrée à Bruxelles pour le 23 septembre. La tension était vive.

Les premières semaines de septembre ne connaissaient donc pas de grand affrontement entre les insurgés belges et les soldats hollandais, mais une extension de la révolution sur toute la Belgique, une croissance des tensions et un pourrissement des relations avec le roi des Pays-Bas. Il régnait donc un calme relatif en Belgique avant le grand affrontement décisif à Bruxelles qui commença dans la nuit du 22 au 23 septembre 1830 et dont nous parlerons dans notre prochain texte.

DE NEDERLANDSE KONING PROBEERT TIJD TE WINNEN

In zijn eerste twee teksten (I en II) heeft de B.U.B. uitgelegd dat na de Brusselse oproer van 25, 26 en 27 augustus 1830 de burgerij opnieuw de openbare veiligheid in handen genomen heeft door een soort burgerwacht te vormen die snel de openbare orde herstelde. Vanaf 28 augustus 1830 probeerde de burgerij, waaronder Alexander Gendebien, van het Nederlandse bewind een ”herstel der grieven” te bekomen. Maar de echte confrontatie vond niet plaats vóór de nacht van 22 op 23 september 1830.

Ook in Luik richtte de burgerij een veiligheidscommssie op onder leiding van Charles Rogier. Leuven had als eerste de Nederlandse soldaten verjaagd. Alle Belgische steden, op Gent en Antwerpen na – waar veel orangisten waren – werden van de Nederlandse bezetting bevrijd. Eén van de oorzaken van de revolutie was de slechte economische situatie, m.n. wegens de mislukte oogst in 1829 en in 1830 (zie ook onze eerste tekst).

Op 31 augustus ontving de koning een Luikse en een Brusselse afvaardiging in Den Haag. Beiden vroegen het ontslag van de minister van Justitie Van Maanen en de bijeenroeping van de Staten-Generaal met het oog op het herstel der grieven. Op 28 augustus riep de koning inderdaad de Staten-Generaal voor een buitengewone zitting van 13 september samen zonder een ander engagement te nemen.

Op 5 september 1830 vroegen de opstandelingen de bestuurlijke scheiding van de Nederlanden aan de prins van Oranje, die de Belgische zaak welgezind was. Men beloofde hem zelfs de Belgische troon. Dat idee was hij bij zijn vader gaan verdedigen, maar die wou nog geen stelling innemen. Een dynastieke band zou, volgens het Belgische voorstel, dus behouden blijven. Op 6 september nam Van Maanen ontslag, maar dat had weinig gevolg. 

In België wachtte de burgerij ongeduldig op de beslissing van de Staten-Generaal. Op 11 september zette de Brusselse burgerwacht  een veiligheidscommissie in het zadel.

De toespraak die de koning op 15 september hield, veroorzaakte opnieuw een teleurstelling. Een club genoemd « Réunion centrale » werd opgericht. Die was samengesteld uit een Brusselse voorzitter Ducpétiaux, een Luikse ondervoorzitter Rogier en een Brugse ondervoorzitter, Rodenbach.

Toen de spanning steeg, werd op 20 september de veiligheidscommissie ontbonden. Brussel zat zonder leiding.

Op 21 september kwam prins Frederik, de jongste zoon van de koning, in Vilvoorde met zijn leger van 10.000 soldaten aan. Hij zei dat hij op 23 september Brussel zou innemen. De spanning was te snijden. 

Tijdens de eerste septemberweken was er dus geen grote confrontatie tussen de Belgische opstandelingen en de Nederlandse soldaten, maar een uitdeining van de revolutie over heel België, een stijging van de spanningen en een verslechtering van de betrekkingen met de Nederlandse koning. Er heerste een relatieve kalmte over België vóór het beslissende treffen te Brussel dat in de nacht van 22 op 23 september 1830 begon. Dat bespreken we in onze volgende tekst.