KLACHT M.B.T. DE HERZIENING VAN DE BELGISCHE GRONDWET

Hier vindt U de klacht die de B.U.B. op 9 maart 2012 heeft ingediend tegen de ongrondwettelijke grondwetsherziening die de particratie voor haar zesde staatshervorming voorbereidt.

Voor de B.U.B. is het belangrijk haar gehechtheid aan de grondwettelijke waarden te tonen, die in het verleden te dikwijls met de voeten werden getreden met als doel het op alle punten anti-Belgische federalisme in te voeren (zie ons programma).

KLACHT M.B.T. DE HERZIENING VAN DE BELGISCHE GRONDWET

Onlangs hebben acht partijen in de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers – in het kader van een zesde institutionele hervorming van de Belgische Staat[1] – een voorstel tot herziening van de Belgische Grondwet neergelegd[2]. Deze acht partijen zijn dezelfde als zij die in oktober 2011 het institutioneel akkoord afgesloten hebben[3], dat het regeerakkoord van december 2011 voorafging. Op 6 maart 2012 heeft de bevoegde Kamercommissie het ontwerp van (tijdelijke) herziening van artikel 195 van de Grondwet, dat de herzieningsprocedure regelt, goedgekeurd.

We onderzoeken eerst het normale verloop van de grondwetsherziening, vervolgens wat uitdrukkelijk niet mag bij een grondwetsherziening, daarna wat de acht partijen willen doen en – in een aparte paragraaf – of deze daden wel grondwettelijk zijn. Uit de tekst zal blijken dat wat deze partijen willen doen niet alleen op flagrante wijze de Belgische Grondwet schendt, maar ook de grondrechten van de burgers in het gedrang brengt.

De onderstaande punten zijn geformuleerd op basis van de constitutionele doctrine zoals die – zonder uitzondering – door alle Belgische constitutionalisten onderschreven wordt.

1.  HET NORMALE VERLOOP VAN DE GRONDWETSHERZIENING[4]

De Belgische grondwetsherzieningen worden geregeld op basis van artikel 195 van de Belgische Grondwet dat het volgende bepaalt:

“De federale wetgevende macht heeft het recht te verklaren dat er redenen zijn tot herziening van zodanige grondwettelijke bepaling als zij aanwijst.

Na deze verklaring zijn beide Kamers van rechtswege ontbonden.

Twee nieuwe Kamers worden overeenkomstig artikel 46 bijeengeroepen.

Deze Kamers beslissen, in overeenstemming met de Koning, over de punten die aan herziening zijn onderworpen.

In dit geval mogen de Kamers niet beraadslagen wanneer niet ten minste twee derden van de leden waaruit elke Kamer bestaat, aanwezig zijn; en een verandering is alleen dan aangenomen, indien zij ten minste twee derden van de stemmen heeft verkregen.”

De herziening impliceert bijgevolg drie fasen:

1)   De vorming van een “preconstituante” door de drie takken van de wetgevende macht, nl. de Koning – in de praktijk de federale regering[5] – de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat. De “preconstituante” dient met een gewone meerderheid aan te geven dat er redenen zijn om de Grondwet te herzien. Ze omschrijft die redenen. De Kamers stemmen dit voorstel tot wijziging met een gewone meerderheid.

2)    Nadat de verklaring tot herziening van de Grondwet in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt is, zijn de Kamers van rechtswege ontbonden. Binnen een termijn van veertig dagen verkiezen de Belgen een nieuw parlement[6]. Zo krijgen ze inspraak over de voorgelegde grondwetsherziening.

3)    Tenslotte kan de “constituante” – de Kamers en de Koning – de Grondwet wijzigen[7]. In principe is de “constituante” niet gebonden door de redenen die de “preconstituante”[8] heeft opgegeven. De wijziging van de Grondwet treedt in werking op de dag van de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad.

2.  WAT IS VERBODEN?

De Belgische grondwetsherzieningen zijn aan zeer strikte voorwaarden onderworpen.

1)    De Grondwet kan niet worden gewijzigd wanneer een regering ontslagnemend is[9]. Op die regel wordt een uitzondering toegestaan wanneer er terzelfdertijd aan twee voorwaarden is voldaan: 1° de wetgevende Kamers zijn ten gevolge van een vroegere herzieningsverklaring al grondwetgevend en 2° de verklaring tot herziening van de Grondwet beperkt zich tot een overname van de vorige herzieningsverklaring[10].

2)    De “constituante” kan enkel de lijst van de grondwetsartikels die de “preconstituante” tot herziening vatbaar heeft verklaard wijzigen.

3)    Een grondwetswijziging kan niet plaatsvinden zonder consultatie van de kiezers.

4)    Het is verboden om de Grondwet meer dan eenmaal te herzien binnen één legislatuur, tenzij de tweede wijziging een ander voorwerp heeft dan de eerste wijziging of, anders gezegd, wanneer de wijzigingen betrekking zouden hebben op verschillende in één artikel vervatte bepalingen.

5)    Het is verboden om niet-partiële grondwetsherzieningen door te voeren, anders gezegd: men kan niet de hele Grondwet in één keer herzien.

6)    De grondwetswijziging kan ook op bepaalde momenten niet worden doorgevoerd: in oorlogstijd of wanneer de Kamers verhinderd zijn om vrij bijeen te komen op het Belgische grondgebied (art. 196 Belg. GW) en tijdens een regentschap voor wat bepaalde artikelen betreft (art. 197 Belg. GW).

7)    Het is verboden om een aantal aangelegenheden te herzien: 1° de artikels waarvan de Grondwet verbiedt dat ze ooit nog opnieuw kunnen worden ingevoerd[11]; 2° de grondwettelijke decreten van 18 en 24 november 1830 m.b.t. de uitroeping van de onafhankelijkheid van België en de eeuwigdurende uitsluiting van het Huis van Oranje-Nassau van elke macht in België (over dit tweede punt bestaat evenwel geen eensgezindheid onder de constitutionalisten).

8)    Het is uitdrukkelijk verboden om de Belgische Grondwet geheel of gedeeltelijk op te schorten (art. 187 Belg. GW).

9)    Het voorgaande geldt a fortiori voor artikel 195 van de Grondwet. De eminente grondwetsspecialist F. DELPEREE schreef hierover: “On dira que l’article 131 [nu: art. 195] de la Constitution peut, comme les autres, être révisé – ce qui n’est pas contesté. Mais son abrogation a pour effet de rompre, non avec un certain ordre constitutionnel, mais avec tout ordre constitutionnel. […] supprimer, à l’occasion de la procédure de la révision, la procédure même de révision revient à se saborder et à détruire le fondement de sa compétence et de sa raison d’être. On dira […] que le constituant scie alors la branche sur laquelle il est assis[12].

In 2003 was de toenmalige coalitie van plan om artikel 195 te versoepelen. Het oordeel van Delpérée was toen vernietigend: “C’est exécrable. Ce n’est pas la négation de l’Etat de droit, c’est le déni de l’Etat constitutionnel. On pourra à l’avenir tout faire par des lois spéciales, rompant avec deux siècles au cours desquels tous les pouvoirs étaient exercés de la manière établie par la Constitution. Ce jour-là, je ferme la porte[13].

Nog scherper was de mening van Senator Hugo VANDENBERGHE: “Het is een democratisch minimum dat de herziening van de Grondwet haar beslag krijgt over twee legislaturen. De voorstanders van een herziening binnen een en dezelfde legislatuur getuigen van een autoritaire afwijking. Dat is geen loze bewering. Opnieuw levert de geschiedenis twee frappante voorbeelden van de catastrofes die een democratie kunnen treffen als zij kiest voor de herziening van de Grondwet in één enkele fase. In de eerste plaats is er de Weimarrepubliek in het Duitsland van na de Eerste Wereldoorlog dat voortdreef op de populaire bekendheid van zijn leiders. Iedereen met enige bekendheid was minister, gewezen minister of kandidaat-minister. Deze republiek is geïmplodeerd. Adolf Hitler heeft de macht gegrepen omdat de Grondwet kon worden herzien zonder dat het Duitse Parlement hoefde te worden ontbonden. Ten tweede is er de Derde Franse republiek die eveneens een procedure kende waarbij een grondwetsherziening tijdens een enkele legislatuur kon worden afgehandeld. In juli 1940 is maarschalk Pétain dan ook aan de macht gekomen nadat het Parlement al zijn bevoegdheden, inclusief de grondwetgevende, aan hem had afgestaan[14].

Delpérée (CDH) en Vandenberghe (CD&V) behoren nochtans tot de huidige meerderheid… De partij van laatstgenoemde heeft zich vroeger trouwens ook via haar kamerlid Servais Verherstraeten, nota bene huidig staatssecretaris  voor institutionele hervormingen tegen een wijziging van art. 195 van de Grondwet uitgesproken…

Bovendien heeft grondwetspecialiste Johan Vande Lanotte, die momenteel minister van Economie is in de regering Di Rupo I, zonder blikken of blozen verklaard dat de schending van artikel 195 van de grondwet wettelijk is « omdat het artikel in het verleden al verschillende keren werd geschonden” (magazine Le Vif, 9 maart 2012). Volgens deze redenering worden moorden automatisch wettelijk omdat ze dikwijls geplaagd worden…

Het is in elk geval duidelijk zijn dat artikels 187 en 195 van de Belgische Grondwet geen vrijblijvende bepalingen zijn, maar wel de wezenlijke fundamenten waarop de Belgische rechtsstaat rust.

3.  HOE VERLOOPT DE HUIDIGE GRONDWETSHERZIENING?

  1. Na een langdurige institutionele crisis viel de      regering Leterme-II op 26 april 2010 over het dossier      Brussel-Halle-Vilvoorde, zogezegd een ongrondwettige kieskring.
  2. Hoewel de regering ontslagnemend was, werd een      voorstel tot grondwetswijziging ingediend (Belgisch Staatsblad, 7 mei 2010).
  3. Nadat op 13 juni 2010 federale wetgevende verkiezingen      georganiseerd werden, belandde België in een permanente crisis die na 543      dagen voorlopig eindigde toen de nieuwe regering Di Rupo I in december      2011 de eed aflegde. Tevoren, in oktober 2011 was een communautair akkoord      afgesloten, waarin de wijziging van grondwetsartikels werd opgenomen die      nochtans niet voor herziening vatbaar verklaard waren[15].      Het communautair akkoord maakte van dit probleem geen gewag.
  4. Door de indiening van een wetsvoorstel in de      Kamer[16],      weten we inmiddels hoe de meerderheidspartijen, gesteund door de      ecologisten, te werk willen gaan.
  5. Het voorstel kan als volgt samengevat worden:

a)    de partijen beroepen zich op de verklaring tot herziening van de Grondwet d.d. 7 mei 2010;

b)   de partijen stellen vast dat het voor de uitvoering van het institutionele akkoord inzake de “zesde staatshervorming”  bepaalde grondwetsartikels herzien moeten worden, die niet ter herziening vatbaar verklaard waren;

c)    daarom wensen ze een “overgangsbepaling” aan art. 195 van de Grondwet toe te voegen waardoor een dertigtal grondwetsartikels (of delen ervan) alsook een aantal titels veranderd kunnen worden;

d)    De overgangsbepaling invoegen is een “specifieke en in de tijd beperkte procedure”, de constituante doet “op geen enkele manier uitspraak over de interpretatie van bestaande bepalingen van de Grondwet” en “de specifieke doelstelling van de procedure ingesteld door de overgangsbepaling impliceert dat deze slechts toepasselijk zal zijn gedurende de lopende legislatuur”.

e)    Dit laatste feit noodzaakt, volgens de indieners van het voorstel, dat “de zin van de uit te voeren herzieningen uitdrukkelijk wordt vastgelegd en dat bijgevolg enkel herzieningen die daarmee overeenstemmen toegestaan zijn”.

f)     De procedure komt niet in de plaats van de bestaande procedure – de herzieningsvatbaarheidsverklaring van mei 2010 blijft bewaard.

g)    “Het spreekt voor zich dat de aanname van de overgangsbepaling […] niet de ontbinding van de Kamers met zich meebrengt”.

  1. Artikel 195 zou tijdelijk op de volgende wijze  aangevuld worden:

ART. 195 BELG. GW

De federale wetgevende macht heeft het recht te verklaren dat er redenen zijn tot herziening van zodanige grondwettelijke bepaling als zij aanwijst.

Na deze verklaring zijn beide Kamers van rechtswege ontbonden.

Twee nieuwe Kamers worden overeenkomstig artikel 46 bijeengeroepen.

Deze Kamers beslissen, in overeenstemming met de Koning, over de punten die aan herziening zijn onderworpen

In dit geval mogen de Kamers niet beraadslagen wanneer niet ten minste twee derden van de leden waaruit elke Kamer bestaat, aanwezig zijn; en een verandering is alleen dan aangenomen, indien zij ten minste twee derden van de stemmen heeft verkregen. 

Overgangsbepaling

Evenwel kunnen de Kamers, samengesteld ingevolge de algehele vernieuwing van de Kamers van 13 juni 2010, in overeenstemming met de Koning, beslissen over de herziening van de volgende bepalingen, artikelen en groeperingen, uitsluitend in de hierna aangeduide zin:

[hierna volgt een lijst van 15 punten waarin de bepalingen, artikels en groeperingen staan][17]

In dit geval mogen de Kamers niet beraadslagen wanneer niet ten minste twee derden van de leden waaruit elke Kamer bestaat, aanwezig zijn; en een verandering is alleen dan aangenomen, indien zij ten minste twee derden van de stemmen heeft verkregen.

Deze overgangsbepaling is geen verklaring in de zin van artikel 195, tweede lid.

4.  IS DEZE GRONDWETSHERZIENING GRONDWETTELIJK ?

I. ONGRONDWETTELIJKE HANDELINGEN

  1. Het is ongrondwettelijk om bij een door de regering in lopende zake n hernomen verklaring aan bij de verklaring tot grondwetsherziening – in casu die van 2007 – nog artikels of bepalingen toe te voegen. Nochtans is dit bij de grondwetsherziening van mei 2010 gebeurd. Sterker nog, de ministerraad heeft dit op expliciete wijze toegegeven: “De regering stelt voor de artikelen opgenomen in de verklaring tot herziening van de Grondwet van 2007 (Belgisch Staatsblad (BS) 2 mei 2007) te hernemen en aan te vullen met nieuwe artikelen[18].
  2. Door het invoegen van een “tijdelijke” overgangsbepaling in artikel 195 wordt de unanieme grondwettelijke doctrine door de “constituante” overtreden door andere artikels te willen wijzigen die door de “preconstituante” niet voor herziening vatbaar verklaard zijn.
  3. Bovendien is het eveneens illegaal om de grondwetswijziging aan de consultatie van de kiezers te onttrekken.
  4. Hieruit vloeit voort dat bepaalde grondwettelijke rechten van de Belgen worden opgeschort, zo o.a. het recht op vrije verkiezingen voor de Kamer en voor de Senaat (art. 61, art. 67 Belg. GW)[19].
  5. Het is de bedoeling van de “constituante” om artikel 195 tweemaal binnen dezelfde legislatuur te herzien, wat eveneens ongrondwettelijk is.
  6. De overgangsbepaling is strijdig met artikel 187 van de Grondwet, dat stelt dat de grondwet nooit geheel of gedeeltelijk mag opgeschort worden. Welnu, in de feiten gaat het om een opschorting van artikel 195 van de grondwet.

II. BIJKOMENDE REDENEN

  1. De preconstituante ging in tegen de principebepaling die stelt dat een ontslagnemende regering geen voorstel tot herziening van de Grondwet kan indienen (zie verklaring Belgisch Staatsblad, 7 mei 2010).
  2. Men kan zich tevens de vraag stellen wat het recht op informatie van de burgers waard is, indien men aankondigt artikel 195 te wijzigen “om de procedure te veranderen” terwijl men in werkelijkheid artikel 195 wil opschorten. Bovendien heeft de overheid de burgers niet ingelicht van het feit dat de wijziging aan artikel 195 van de grondwet ook zou dienen om onmiddellijk artikels te wijzigen die niet voor herziening vatbaar waren verklaard.
  3. De voor wijziging vatbaar verklaarde grondwetsartikels gaan ook over fundamentele aangelegenheden: het bicameralisme, de bevoegdheden van ondergeschikte besturen, de onderverdelingen van kieskringen. Men zou van een “(pre)constituante” toch mogen verwachten dat hier minder lichtzinnig mee omgesprongen wordt.
  4. Het feit dat de grondwetsherziening aan de controle van de kiezers onttrokken wordt, wordt nog verzwaard door het feit dat België geen traditie van referenda kent. Daarom is het absoluut noodzakelijk dat de kiezers zich kunnen uitspreken over een grondwetsherziening, a fortiori als die zo ingrijpend is.
  5. Door de gedeeltelijke opschorting van de Grondwet en a fortiori van één van de belangrijkste artikels van de Grondwet wordt er gebroken met de Belgische constitutionele orde en houdt België op een democratische rechtsstaat te zijn.
  6. Deze geplande grondwetswijziging in België is minstens even erg en wellicht nog erger dan die in Hongarije werd doorgevoerd. Immers, hoewel de bepalingen die daar in de Grondwet opgenomen werden betwistbaar zijn, werden ze wel op een grondwettelijk correcte wijze aangenomen.
  7. Tenslotte wordt door deze illegale manier van handelen een zeer gevaarlijk precedent geschapen: op de voorgestelde manier van handelen kan men immers de mensenrechten geheel of gedeeltelijk opschorten – wat nu al gedeeltelijk gebeurt – of de Belgische Staat afschaffen.

 

5. BESLUIT

De gestelde handelingen van de “preconstituante” alsook de geplande handelingen van de “constituante” zijn volstrekt ongrondwettelijk: minstens op vier verschillende wijzen: de aanvulling van de verklaring tot herziening van de grondwet door een regering in lopende zaken, de toevoeging van nieuwe te herziene artikels door de constituante, de opschorting van de grondwet en de niet-consultatie van de kiezers. Zo wordt de Grondwet op een ostentatieve en flagrante manier geschonden. Bovendien gaat het hier niet om een marginale, maar zeer fundamentele grondwetswijziging en heeft de opschorting betrekking op artikel 195 dat het fundament vormt van de hele Belgische constitutionele orde. Eveneens worden daarbij ook de rechten van de Belgische burgers met de voeten getreden en wordt een zeer gevaarlijk precedent naar de toekomst toe geschapen.

Kortom, in België wordt de Grondwet tijdelijk opzij geschoven en worden fundamentele democratische rechten van de Belgen op flagrante wijze geschonden.

 

BIJLAGEN

  1. Teksten constitutionalisten
  2. Verklaring tot herziening van de Grondwet van 2 mei 2007
  3. Verklaring tot herziening van de Grondwet van 7 mei 2010
  4. Regeerakkoord (m.i.v. institutioneel akkoord) van 1 december 2011
  5. Wetsvoorstel tot herziening van artikel 195 van de grondwet dd. 15 februari 2012

Deze teksten vindt U terug via deze link: https://www.unionbelge.be/wp-content/uploads/2012/03/plainte/


[1] Regeringsverklaring, Parl. St., Kamer 2011-2012, nr. 53 0020/001, cf. ook Ontwerpverklaring van het Algemeen Beleid 1 december 2011, Brussel, 2011, p. 1-72 en Een efficiëntere federale Staat en grotere autonomie voor de deelstaten, institutioneel akkoord voor de zesde staatshervorming, Brussel, 11 oktober 2011, passim.

[2] Kamer van Volksvertegenwoordigers, 3de zitting van de 53ste zittingsperiode, Herziening van de Grondwet, Herziening van artikel 195 van de Grondwet, ingediend door de Heren Thiery Giet, Raf Terwingen en Daniel Bacquelaine, mevrouw Karin Temmerman, de Heren Olivier Deleuze, Stefaan Van Hecke en Patrick Dewael en Mevrouw Catherine Fonck, DOC 53, 2064/001, Brussel, 15 februari 2012, pp. 3-7.

[3] Te weten: de regeringspartijen PS, SP.A, OPEN VLD, MR, CD&V, CDH, aangevuld met de oppositiepartijen Groen en Ecolo.

[4] Voor wat nu volgt, zie, behoudens anders aangegeven: A. ALEN, Compendium Belgisch Staatsrecht, Kluwer, 2000, p. 143-148; J. VANDE LANOTTE, G. GOEDERTIER, Handboek Belgisch publiekrecht, Die Keure, Brugge, 2010, pp. 81-93; M. UYTTENDAELE, Précis de droit constitutionnel belge, Bruylant, Brussel, p. 90-101; F. DELPEREE, Droit constitutionnel,  Larcier, Brussel, pp. 90-101; Y. LEJEUNE, Droit Constitutionnel belge, Fondements et Institutions, Larcier, Brussel, 2010, pp. 63-71; H. VLIEBERGH, De Belgische Grondwet, Standaard, Antwerpen, 1973, p. 52-56.

[5] Art. 88 Belg. GW: “De persoon des Konings is onschendbaar; zijn ministers zijn verantwoordelijk.”

[6] Binnen een termijn van twee maanden worden de Kamers opnieuw samengeroepen.

[7] Er bestaat geen verplichting hiertoe.

[8] Tenzij de preconsituante de opheffing van een artikel voorstelde of indien ze een nieuw artikel (of een onderdeel) wilde invoegen.

[9] In een arrest van 26 mei 1999 definieerde het hof van cassatie de uitdrukking “lopende zaken” als volgt (vertaling):

« hoewel de grondwet de bevoegdheden van de ontslagnemende ministers niet uitdrukkelijk inperkt, volgt uit de artikels 88, 105 en 106 dat aangezien de ministers verantwoordelijk zijn voor de wetgevende kamers, maar ontslagnemende ministers niet meer politiek verantwoordelijk zijn, deze buiten de normale grondwettelijke voorwaarden handelen en dus alleen nog de lopende zaken kunnen behandelen waaronder deze die omdat ze geen belangrijk politiek probleem betreffen volgens de normale procedure en de normale termijnen afgehandeld worden en dus het dagelijks bestuur van een ministerieel departement uitmaken en deze waarvan de oplossing geen uitstel verdraagt hoewel ze niet tot het dagelijks bestuur gehoren »

Een ontslagnemende regering mag zich bijgevolg enkel bezig houden met het dagelijks bestuur en dringende zaken. Zo kan de regering geen niet dringende wetsontwerpen meer aan het parlement voorleggen. In casu is het dan ook duidelijk dat een verklaring tot herziening van de grondwet, die de basis van de Staat is, niets te maken heeft met het dagelijks bestuur, maar dat het hier gaat om een voorstel tot wijziging van de staatsstructuur zelf. Het feit dat een voorstel tot wijziging hetzelfde als het vorige zou zijn, verandert hier uiteraard niets aan. Het blijft een uiterst politieke daad. Dit is des te meer waar daar de Staat nooit referenda of volksraadpleging organiseert over die grondwetsrevisies terwijl volksraadplegingen wel op lokaal niveau bestaan voor minder belangrijke zaken als de aanleg van een openbare parking of de bouw van een brug.
Bovendien kan een verklaring van herziening niet als dringend beschouwd worden aangezien ze de ontbinding van het parlement inhoudt, de organisatie van nieuwe verkiezingen en de vorming van een nieuwe regering. Elke snelle wijziging van de grondwet is trouwens te vermijden omdat men raakt aan de fundamenten van de Staat.

[10] Vanzelfsprekend worden in onderhavig geval de intussen herziene artikelen weggelaten.

[11] De verbeurdverklaring der goederen (art. 17 GW), de burgerlijke dood (art. 18 GW), de censuur (art. 25 GW).

[12] F. DELPEREE, Op. Cit., p. 96.

[13] Le Soir, 10 januari 2003, p. 5.

[14] Handelingen van de Senaat, zitting 2002-2003, 2-1549/3, 2 april 2003, pp. 28-29.

[15] In mei 2010 werden volgende grondwetsartikels ter herziening vatbaar verklaard: A) Een eerste reeks heeft betrekking op de Belgen en hun rechten (art. 8-32 Belg. GW), o.a. om het recht op verzoekschriften te moderniseren (art. 28 van de Belg. GW bepaalt dat iedereen het recht heeft om bij de openbare overheden verzoekschriften in te dienen) en om het briefgeheim uit te breiden tot de nieuwe vormen van communicatie.

Ook werden een aantal artikels ter herziening vatbaar verklaard, verbonden aan de hervorming van justitie en politie, bv. artikel 151, § 6, om een evaluatie van de korpschefs van de Zetel mogelijk te maken.

Bovendien werd voorgesteld om een kleine en technische aanpassing aan art. 111 van de Grondwet aan te brengen.

B) Vervolgens somde de ministerraad een tweede reeks van bepalingen op, betreffende de “rechten en vrijheden”, o.a. het invoegen van een nieuw artikel m.b.t. het recht op veiligheid.

Voorgesteld werd ook om twee nieuwe bepalingen in titel III van de Grondwet op te nemen, o.a. met het oog op gewestelijke volksraadplegingen. Internationale rechtscolleges zouden worden vermeld in de Grondwet, de bevoegdheden van het Grondwettelijk Hof en van het Rekenhof worden uitgebreid enz.

C) De derde en belangrijkste reeks heeft betrekking op artikels met als doel: “een grondige hervorming van de politieke instellingen van ons land en die ook de instellingen wil aanpassen aan de federale staatsstructuur”.

Allereerst betreft dit een reeks artikels over de samenstelling van de Senaat, vervolgens over de bevoegdheden van de Senaat en over de Kamer van Volksvertegenwoordigers (o.a. om een federale kieskring in te voegen) en, tenslotte, een aantal bepalingen “om het federaal bicameraal systeem te vervolmaken”. (sic)

D) Een vierde reeks gaat over de constitutieve autonomie voor het Brussels gewest en de Duitstalige gemeenschap, de onverenigbaarheid van een kandidatuur voor de verkiezingen van het federale parlement en voor de gewest- en gemeenschapsparlementen en over de “versterking van de efficiëntie” van de lokale besturen.

Wat artikel 195 betreft wordt het volgende vermeld:

ten slotte stelt de regering voor artikel 195 voor herziening vatbaar te verklaren om de procedure tot herziening van de grondwet te herzien”. (Persbericht van de ministerraad van 4 mei 2010, Herziening van de grondwet).

[16] Zie hoger.

[17] Zie bijlage.

[19] Aangezien het de bedoeling is van de “constituante” om de Senaat door de parlementen van de deelstaten te laten verkiezen (behoudens 10 door de Kamer van Volksvertegenwoordigers gecoöpteerde Senatoren), is het cruciaal dat de kiezers zich kunnen uitspreken, m.n. door een rechtstreekse verkiezing van de Senaat die een tak van de “preconstituante” en “constituante” vormt.