ORWELLIAANS EN ANTI-BELGISCH REVISIONISME

Er valt heel wat aan te merken op het eindrapport van de zgn. “Interculturele Dialoog”, die in 2008 door cdH-minister Milquet in het leven werd geroepen. Hoewel het pleidooi voor een interculturele en tolerante samenleving een nobel streefdoel is, tonen sommige aanbevelingen in het rapport bitter weinig respect voor België en de Belgen.

Zo stoort het rapport zich aan het overwicht aan christelijke feestdagen – zes van de tien wettelijke feestdagen. Men stelt voor o.a. Pasen, Pinksteren en Maria-Hemelvaart af te schaffen als wettelijke feestdag. Volgende feestdagen zouden behouden blijven: 1 januari, 1 mei, 21 juli, 11 november en 25 december. Voorts zou iedereen  twee “vlottende feestdagen” mogen kiezen volgens zijn cultuur of religie. Drie nieuwe niet-religieuze feestdagen dienen ingesteld te worden, bijvoorbeeld internationale vrouwendag (8 maart). Hoewel de B.U.B. geen confessionele partij is, moeten wij wel vaststellen dat er geen vraag is vanuit de bevolking om christelijke feestdagen af te schaffen. Dit is trouwens de deur wijd openzetten voor de afschaffing van de Nationale Feestdag. Wat meer is, deze feestdagen zijn diep verankerd in het collectieve geheugen van de Belgen. Taalnationalisten willen dit bindmiddel tussen de Belgen natuurlijk verzwakken.

Dat de nota fundamenteel anti-Belgisch is, wordt duidelijk in het hoofdstukje “De collectieve herinnering en kolonialisme”. België zou een “betwistbare koloniale geschiedenis” hebben en zou zijn spijt over “de dramatische gebeurtenissen” moeten betuigen. “Op een symbolisch niveau beveelt het Verslagcomité aan om deze erkenning ook zichtbaar te maken in de naamgeving van plekken en openbare ruimtes. Namen die de mensen afkomstig uit de voormalige kolonies kwetsen, moeten worden verwijderd.”. Het is blijkbaar Koning Leopold II die hier persoonlijk geviseerd wordt. Alleen zijn door sommigen in vraag gestelde beleid in Congo onthoudt men nog. Dat de man ook verantwoordelijk was voor de oprichting van verscheidene schitterende bouwwerken die tot op vandaag van Brussel een grootstad maken, wordt wel vergeten. Bovendien heeft de B.U.B. eerder al gewaarschuwd voor de “Hineininterpretierung”. Men kan feiten van de 19de eeuw niet analyseren aan de hand van 20ste of 21ste eeuwse maatstaven (bijv. mensenrechten).

De auteurs van dit rapport willen dus geen Leopold II-straten, -lanen, -pleinen of –standbeelden meer. Op orwelliaanse wijze moet een deel van de Belgische geschiedenis voor de komende generaties worden uitgewist. Wat de daden van deze koning ook mogen geweest zijn, dit historisch revisionisme is een aanslag op de Belgische koloniale geschiedenis en zal overigens de kennis over het bewind van Koning Leopold II doen vervagen, wat evenmin goed nieuws is voor de critici van deze koning.

Grote Belgische figuren die – in tegenstelling tot de huidige politici – hun heel leven ten dienste gesteld hebben van ons land moeten uit de geschiedenis gelicht worden. Knoeiende taalgesplitste politieke partijen en zelfs nationalistische partijen die de rechtstreekse opvolgers zijn van politieke formaties die tijdens Wereldoorlog II met een genocidair en onmenselijk regime collaboreerden (N-VA en VB), krijgen jaarlijks miljoenen euro’s van de Belgische staat. Begrijpe wie begrijpe kan! De conclusie van dit rapport is zodanig grotesk dat we niet geloven dat er ooit iets van gerealiseerd wordt. Gelukkig maar. Hopelijk werden de auteurs niet te duur betaald. Er wordt al genoeg Belgisch belastinggeld verspild.